Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overschrijden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overschrijden from Dutch to English

overschrijden:

overschrijden verb (overschrijd, overschrijdt, overschreed, overschreden, overschreden)

  1. overschrijden
    to cross
    • cross verb (crosss, crossed, crossing)

Conjugations for overschrijden:

o.t.t.
  1. overschrijd
  2. overschrijdt
  3. overschrijdt
  4. overschrijden
  5. overschrijden
  6. overschrijden
o.v.t.
  1. overschreed
  2. overschreed
  3. overschreed
  4. overschreden
  5. overschreden
  6. overschreden
v.t.t.
  1. heb overschreden
  2. hebt overschreden
  3. heeft overschreden
  4. hebben overschreden
  5. hebben overschreden
  6. hebben overschreden
v.v.t.
  1. had overschreden
  2. had overschreden
  3. had overschreden
  4. hadden overschreden
  5. hadden overschreden
  6. hadden overschreden
o.t.t.t.
  1. zal overschrijden
  2. zult overschrijden
  3. zal overschrijden
  4. zullen overschrijden
  5. zullen overschrijden
  6. zullen overschrijden
o.v.t.t.
  1. zou overschrijden
  2. zou overschrijden
  3. zou overschrijden
  4. zouden overschrijden
  5. zouden overschrijden
  6. zouden overschrijden
en verder
  1. is overschreden
  2. zijn overschreden
diversen
  1. overschrijd!
  2. overschrijdt!
  3. overschreden
  4. overschrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overschrijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
cross crucifix; gebaar na gebed; kruis; kruisbeeld; kruisje; kruisvorm
VerbRelated TranslationsOther Translations
cross overschrijden afvallen; benadelen; duperen; dwarsbomen; dwarsliggen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; oversteken; tegenvallen; tegenwerken; teleurstellen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
cross boos; gebelgd; giftig; kwaad; narrig; nijdig; verbolgen; vertoornd

Wiktionary Translations for overschrijden:

overschrijden
verb
  1. de overzijde van een grens betreden
overschrijden
verb
  1. to go beyond the limits of something
  2. to be larger, greater than something else or than expected or desirable

Cross Translation:
FromToVia
overschrijden exceed excéderoutrepasser, aller au-delà de certaines limites.