Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ketting:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ketting from Dutch to English

ketting:

ketting [de ~] nomen

  1. de ketting (keten; aaneenschakeling; snoer)
    the chain; the chainlet; the circlet; the ring; the row
  2. de ketting (aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; keten; boei; kluister)
    the chain; the shackle; the fetter; the cuff
  3. de ketting (halssnoer; halsketting; kettinkje)
    the necklace; the chainlet; the chain
  4. de ketting (halssieraad; keten)
    the necklace

Translation Matrix for ketting:

NounRelated TranslationsOther Translations
chain aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; halsketting; halssnoer; keten; ketting; kettinkje; kluister; snoer aaneenschakeling; cyclus; grootwinkelbedrijf; kabel; kabeltouw; keten; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; scheepskabel; scheepstouw; serie; winkelketen
chainlet aaneenschakeling; halsketting; halssnoer; keten; ketting; kettinkje; snoer
circlet aaneenschakeling; keten; ketting; snoer cirkeltje; cirkelvorm; kring; kringel; kringetje
cuff aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister manchet; manchetknoop
fetter aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister boeien; handboeien; handijzers
necklace halsketting; halssieraad; halssnoer; keten; ketting; kettinkje collier
ring aaneenschakeling; keten; ketting; snoer belletje; cirkel; cirkelvorm; kring; kringel; kringvormig; overgaan; piste; ring; rondje; soort sieraad; telefonisch bericht; telefoontje; wielerbaan
row aaneenschakeling; keten; ketting; snoer botsing; colonne; conflict; cyclus; dispuut; file; gelid; meningsverschil; onenigheid; record; reeks; rij; rijtje; roeitochtje; ruzie; serie; stennis; twist; woordenwisseling
shackle aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister voetboei
VerbRelated TranslationsOther Translations
chain binden; boeien; ketenen; kluisteren; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
fetter handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
ring aanbellen; beieren; bellen; bonzen; door de telefoon praten; iemand opbellen; kringen vormen; luiden; opbellen; overgaan; telefoneren; telefoontje plegen
row roeien
shackle binden; boeien; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; kluisteren

Related Words for "ketting":

  • kettingen

Related Definitions for "ketting":

  1. rij van dezelfde dingen aan elkaar1
    • ze droeg een ketting van echte parels1

Wiktionary Translations for ketting:

ketting
noun
  1. jewelry
  2. series of interconnected rings or links

Cross Translation:
FromToVia
ketting necklace; necklet Halskette — Schmuckstück, das um den Hals getragen wird und in der Regel ein kunsthandwerkliches Produkt ist
ketting necklace KetteSchmuckstück aus [1]
ketting chain KetteReihe aus beweglich, ineinandergefügten Glied