Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overlast:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overlast from Dutch to English

overlast:

overlast [de ~ (m)] nomen

  1. de overlast (hinder)
    the nuisance; the hindrance; the trouble; the bother; the obstacle
  2. de overlast (ergernis; hinder)
    the nuisance
  3. de overlast (soesa; moeite; hinder; last)
    the inconvenience; the nuisance; the difficulty; the hindrance; the impediment; the load; the weight

Translation Matrix for overlast:

NounRelated TranslationsOther Translations
bother hinder; overlast heisa; rompslomp; toestand; veel gedoe
difficulty hinder; last; moeite; overlast; soesa ingewikkeldheid; moeilijkheid; narigheid; penarie; probleem
hindrance hinder; last; moeite; overlast; soesa belemmering; beletsel; bemoeilijking; hinder; hindernis; hinderpaal; klip; obstakel; obstructie; sabotage; struikelblok; tegenwerking; verhinderd zijn; verhindering
impediment hinder; last; moeite; overlast; soesa afwijking; belemmering; beletsel; bemoeilijking; breidel; gebrek; handicap; hinder; hindernis; hinderpaal; klip; obstakel; obstructie; verhinderd zijn; verhindering
inconvenience hinder; last; moeite; overlast; soesa lastigheid; ongemak; ongerief
load hinder; last; moeite; overlast; soesa accumulatie; belading; belasting; bende; berg; drom; grote hoeveelheid; hoop; horde; lading; last; massa; menigte; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; overvloed; schare; stapel; vracht; vrachtgoed; vrachtje
nuisance ergernis; hinder; last; moeite; overlast; soesa aanstoot; ergernis; hinder; hinderlijk persoon; irritatie; lastigheid; lastpak; lastpost; mishandeling; misnoegen; molestatie; ongemak; ongerief; pestkop; treiteraar
obstacle hinder; overlast belemmering; beletsel; bemoeilijking; bobbel; hinder; hindernis; hinderpaal; hobbel; klip; obstakel; obstructie; oneffenheid; ongelijkheid; struikelblok; verhinderd zijn; verhindering; verstopping in het lichaam
trouble hinder; overlast bemoeilijking; beroering; chaos; ellende; gedram; gehannes; gestuntel; gevaar; gezanik; gezeur; heksenketel; hinder; keet; knik; kommer; kwaal; kwel; lastigheid; malheur; misère; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onheilsdreiging; onraad; onrust; onspoed; opstootje; ordeverstoring; pech; puinhoop; ramp; rampspoed; regelloosheid; rel; roerigheid; rottigheid; slepende ziekte; stoornis; strubbeling; tegenslag; tegenspoed; terugslag; terugslagen; wanorde; wanordelijkheid; zootje
weight hinder; last; moeite; overlast; soesa aantal kilogrammen; belading; belang; gevoelslast; gewicht; gewichtigheid; gewichtsklasse; lading; last; vracht; zwaarte
VerbRelated TranslationsOther Translations
bother lastig maken; lastigvallen; obstructie plegen; storen; teisteren; tobben
inconvenience ontrieven
load beladen; bevrachten; bezwaren; geweer laden; gewicht toevoegen; inladen; laden; opladen elektriciteit; opnieuw laden; verzwaren; zwaarder maken
trouble lastig maken; lastigvallen; teisteren
weight bezwaren; gewicht toevoegen; verzwaren; zwaarder maken

Wiktionary Translations for overlast:

overlast
noun
  1. law: anything harmful or offensive to the community or to a member of it
  2. minor annoyance or inconvenience