Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aanvoerster:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanvoerster from Dutch to English

aanvoerster:

aanvoerster [de ~ (v)] nomen

  1. de aanvoerster (leidster; voorvrouw; leidsvrouw)
    the captain; the woman-leader; the forewoman; the chief

Translation Matrix for aanvoerster:

NounRelated TranslationsOther Translations
captain aanvoerster; leidster; leidsvrouw; voorvrouw aanvoerder; bestuurder; bevelhebber; captain; commandant; directeur; gezagvoerder; hoofd; hoofdman; kapitein; kopstuk; leerkracht; leider; leraar; manager; meester; onderwijzer; overste; pedant; scheepsgezagvoerder; scheepskapitein; schipper; schoolmeester; vliegtuigkapitein; voorzitter
chief aanvoerster; leidster; leidsvrouw; voorvrouw aanvoerder; baas; bestuurder; chef; hoofd; hoofdleider; hoofdman; kopstuk; leider; manager; meerdere; meester; opperhoofd; patroon; stamhoofd; superieur; voorman; voorzitter; werkbaas
forewoman aanvoerster; leidster; leidsvrouw; voorvrouw
woman-leader aanvoerster; leidster; leidsvrouw; voorvrouw
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
chief cruciaal; kardinaal; voornaamst

Related Words for "aanvoerster":

  • aanvoersters

Wiktionary Translations for aanvoerster:

aanvoerster
noun
  1. one having authority