Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. terugbetalen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for terugbetalen from Dutch to English

terugbetalen:

terugbetalen verb (betaal terug, betaalt terug, betaalde terug, betaalden terug, terugbetaald)

  1. terugbetalen (schadeloosstellen; vergoeden; afkopen)
    to reimburse; to restitute; to repay; to compensate; to buy off; indemnificate; to make good
    • reimburse verb (reimburses, reimbursed, reimbursing)
    • restitute verb (restitutes, restituted, restituting)
    • repay verb (repays, repaid, repaying)
    • compensate verb (compensates, compensated, compensating)
    • buy off verb (buys off, bought off, buying off)
    • make good verb (makes good, made good, making good)

Conjugations for terugbetalen:

o.t.t.
  1. betaal terug
  2. betaalt terug
  3. betaalt terug
  4. betalen terug
  5. betalen terug
  6. betalen terug
o.v.t.
  1. betaalde terug
  2. betaalde terug
  3. betaalde terug
  4. betaalden terug
  5. betaalden terug
  6. betaalden terug
v.t.t.
  1. heb terugbetaald
  2. hebt terugbetaald
  3. heeft terugbetaald
  4. hebben terugbetaald
  5. hebben terugbetaald
  6. hebben terugbetaald
v.v.t.
  1. had terugbetaald
  2. had terugbetaald
  3. had terugbetaald
  4. hadden terugbetaald
  5. hadden terugbetaald
  6. hadden terugbetaald
o.t.t.t.
  1. zal terugbetalen
  2. zult terugbetalen
  3. zal terugbetalen
  4. zullen terugbetalen
  5. zullen terugbetalen
  6. zullen terugbetalen
o.v.t.t.
  1. zou terugbetalen
  2. zou terugbetalen
  3. zou terugbetalen
  4. zouden terugbetalen
  5. zouden terugbetalen
  6. zouden terugbetalen
en verder
  1. ben terugbetaald
  2. bent terugbetaald
  3. is terugbetaald
  4. zijn terugbetaald
  5. zijn terugbetaald
  6. zijn terugbetaald
diversen
  1. betaal terug!
  2. betaalt terug!
  3. terugbetaald
  4. terugbetalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugbetalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
buy off afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden losgeld betalen; loskopen; vrijkopen
compensate afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden afkopen; schadeloosstellen; tevredenstellen
indemnificate afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden
make good afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden bijspijkeren; compenseren; goedmaken; inhalen; rechtstrijken; rechtzetten; vergoeden
reimburse afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden afkopen; schadeloosstellen; tevredenstellen
repay afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden afkopen; belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren; schadeloosstellen; tevredenstellen; vergelden; wreken
restitute afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden

Wiktionary Translations for terugbetalen:

terugbetalen
verb
  1. to pay back

Cross Translation:
FromToVia
terugbetalen repay; reimburse rembourserrendre à quelqu’un le montant de ses débours ; payer à quelqu’un le prix de ce qu’il avait acheter et qu’il n’a pas reçu ou dont il se refuser à prendre livraison ; compenser des dépenses qu’on a fait faire ou des pertes qu’on a [[causer|causées]
terugbetalen take; regain reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général)

Related Translations for terugbetalen