Dutch
Suggestions for commandeur in Dutch
Spelling Suggestions for: commandeur
Wiktionary Translations for commandeur:
commandeur
noun
-
iemand die het bevel voert, gewoonlijk over strijdkrachten
- commandeur → commander
External Machine Translations:
English
Detailed Translations for commandeur from English to Dutch
commandeur: (*Using Word and Sentence Splitter)
- command: opdracht; taak; order; consigne; dwangbevel; bevelschrift; beheersing; mate van bekwaamheid; besturen; leiding geven; voorzitten; managen; bevel; commando; macht; gezag; autoriteit; heerschappij; leiden; leidinggeven; aanvoeren; commanderen; bevel voeren over; gebod; leiding; voorgaan; aanvoering; gebieden; bevelen; opdragen; gelasten; verordenen; decreteren; voorschrift; aanwijzing; instructie; verordonneren; dienstorder; oppperbevel
- EUR: EUR
Spelling Suggestions for: commandeur
External Machine Translations: