Dutch
Detailed Translations for doorprikken from Dutch to English
doorprikken:
-
doorprikken (openprikken)
Conjugations for doorprikken:
o.t.t.
- prik door
- prikt door
- prikt door
- prikken door
- prikken door
- prikken door
o.v.t.
- prikte door
- prikte door
- prikte door
- prikten door
- prikten door
- prikten door
v.t.t.
- heb doorgeprikt
- hebt doorgeprikt
- heeft doorgeprikt
- hebben doorgeprikt
- hebben doorgeprikt
- hebben doorgeprikt
v.v.t.
- had doorgeprikt
- had doorgeprikt
- had doorgeprikt
- hadden doorgeprikt
- hadden doorgeprikt
- hadden doorgeprikt
o.t.t.t.
- zal doorprikken
- zult doorprikken
- zal doorprikken
- zullen doorprikken
- zullen doorprikken
- zullen doorprikken
o.v.t.t.
- zou doorprikken
- zou doorprikken
- zou doorprikken
- zouden doorprikken
- zouden doorprikken
- zouden doorprikken
en verder
- is doorgeprikt
- zijn doorgeprikt
diversen
- prik door!
- prikt door!
- doorgeprikt
- doorprikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doorprikken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
prick | eikel; hond; klootzak; lid; lul; penis; piemel; pik; roede; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
pierce | doorprikken; openprikken | doorboren; doordringen; gaatjes maken in; opensteken; penetreren; perforeren; priemen |
prick | doorprikken; openprikken | opensteken; opprikken; prikken; prikken in; steken; steken geven |
Wiktionary Translations for doorprikken:
doorprikken
verb
-
to discredit or expose the falsehood of something