Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. spoel:
  2. spoelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for spoel from Dutch to English

spoel:

spoel [de ~] nomen

  1. de spoel (werktuig om garen te winden; haspel; winding; winder; klos)
    the coil; the reel; the spool; the winding; the bobbin; the winder; the roll; the turn
  2. de spoel
    the spool; the bobbin; the reel
  3. de spoel (schietspoel; schieter)
    the shuttle
  4. de spoel (filmspoel)
    the reel
    • reel [the ~] nomen
  5. de spoel (band van bandrecorder)
    the bobbins; the spools
  6. de spoel (klos waarop garen gewonden wordt)
    the spool; the bobbin

Translation Matrix for spoel:

NounRelated TranslationsOther Translations
bobbin haspel; klos; klos waarop garen gewonden wordt; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding garenklos; klos; klosje; snoerspoel; spinklos; spinspoel
bobbins band van bandrecorder; spoel
coil haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming; snoerspoel; spiraal
reel filmspoel; haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding
roll haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding broodje; kadetje; kleine punt; puntje; tonneau
shuttle schieter; schietspoel; spoel weefspoel
spool haspel; klos; klos waarop garen gewonden wordt; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding snoerspoel; spinklos; spinspoel
spools band van bandrecorder; spoel
turn haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding beurt; bocht; draai; keer; keerpunt; kentering; kromming; kromte; omdraaiing; ommekeer; ommezwaai; omwenteling; richtingsverandering; rondje; spelletje; verandering; wending; zwenking
winder haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding
winding haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding kronkeling
VerbRelated TranslationsOther Translations
coil in kringetjes ronddraaien; kringelen
reel haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
roll deinen; draaien; golven; heen en weer zwaaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; schommelen; slingeren; verrollen; wentelen; wiebelen; wiegen
turn afslaan; draaien; iets omdraaien; kantelen; kenteren; keren; ombladeren; omdraaien; omkeren; omslaan; omtrekken; omwenden; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; verbitteren; vergrammen; wenden; wentelen; zwenken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
winding bochtig; kronkelend; kronkelig; slingerend

Related Words for "spoel":


Wiktionary Translations for spoel:

spoel
noun
  1. een cilindrische vorm
  2. een element van zelfinductie
  3. fotografische
spoel
noun
  1. electrical
  2. small spool in a sewing machine
  3. spool around which wire is coiled
  4. spindle

Cross Translation:
FromToVia
spoel spool Spule — eine Rolle, die mit einem Faden umwickelt ist
spoel bobbin; coil; spool; reel bobine — Petit cylindre de bois qui est garnir d’un rebord à ses deux extrémités et qui sert à filer au rouet, à dévider du fil, de la soie, de l’or, etc.

spoelen:

spoelen verb (spoel, spoelt, spoelde, spoelden, gespoeld)

  1. spoelen
    to rinse; to swill
    • rinse verb (rinses, rinsed, rinsing)
    • swill verb (swills, swilled, swilling)
  2. spoelen (wegspoelen; doorspoelen; doortrekken)
    to flush; flush out

Conjugations for spoelen:

o.t.t.
  1. spoel
  2. spoelt
  3. spoelt
  4. spoelen
  5. spoelen
  6. spoelen
o.v.t.
  1. spoelde
  2. spoelde
  3. spoelde
  4. spoelden
  5. spoelden
  6. spoelden
v.t.t.
  1. heb gespoeld
  2. hebt gespoeld
  3. heeft gespoeld
  4. hebben gespoeld
  5. hebben gespoeld
  6. hebben gespoeld
v.v.t.
  1. had gespoeld
  2. had gespoeld
  3. had gespoeld
  4. hadden gespoeld
  5. hadden gespoeld
  6. hadden gespoeld
o.t.t.t.
  1. zal spoelen
  2. zult spoelen
  3. zal spoelen
  4. zullen spoelen
  5. zullen spoelen
  6. zullen spoelen
o.v.t.t.
  1. zou spoelen
  2. zou spoelen
  3. zou spoelen
  4. zouden spoelen
  5. zouden spoelen
  6. zouden spoelen
en verder
  1. ben gespoeld
  2. bent gespoeld
  3. is gespoeld
  4. zijn gespoeld
  5. zijn gespoeld
  6. zijn gespoeld
diversen
  1. spoel!
  2. spoelt!
  3. gespoeld
  4. spoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spoelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
flush blos; blozen; opvlieging; roodheid; spoeling; vapeur
rinse spoeling
VerbRelated TranslationsOther Translations
flush doorspoelen; doortrekken; spoelen; wegspoelen bakstenen voegen; blozen; gloeien; kleuren; rood worden; voegen
flush out doorspoelen; doortrekken; spoelen; wegspoelen
rinse spoelen afspoelen
swill spoelen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
flush goed bij kas

Related Words for "spoelen":


Wiktionary Translations for spoelen:

spoelen
verb
  1. blootstellen aan stromend water
spoelen
verb
  1. to cleanse by flooding with generous quantities of a fluid