Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. stouwen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stouwen from Dutch to English

stouwen:

stouwen verb (stouw, stouwt, stouwde, stouwden, gestouwd)

  1. stouwen
    to stow; to stuff
    • stow verb (stows, stowed, stowing)
    • stuff verb (stuffs, stuffed, stuffing)

Conjugations for stouwen:

o.t.t.
  1. stouw
  2. stouwt
  3. stouwt
  4. stouwen
  5. stouwen
  6. stouwen
o.v.t.
  1. stouwde
  2. stouwde
  3. stouwde
  4. stouwden
  5. stouwden
  6. stouwden
v.t.t.
  1. heb gestouwd
  2. hebt gestouwd
  3. heeft gestouwd
  4. hebben gestouwd
  5. hebben gestouwd
  6. hebben gestouwd
v.v.t.
  1. had gestouwd
  2. had gestouwd
  3. had gestouwd
  4. hadden gestouwd
  5. hadden gestouwd
  6. hadden gestouwd
o.t.t.t.
  1. zal stouwen
  2. zult stouwen
  3. zal stouwen
  4. zullen stouwen
  5. zullen stouwen
  6. zullen stouwen
o.v.t.t.
  1. zou stouwen
  2. zou stouwen
  3. zou stouwen
  4. zouden stouwen
  5. zouden stouwen
  6. zouden stouwen
en verder
  1. ben gestouwd
  2. bent gestouwd
  3. is gestouwd
  4. zijn gestouwd
  5. zijn gestouwd
  6. zijn gestouwd
diversen
  1. stouw!
  2. stouwt!
  3. gestouwd
  4. stouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stouwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
stuff artikelen; bezittingen; bik; dingen; eigendommen; goedje; gruis; haschisch; hasj; hasjiesj; hennep; kiev; koopwaar; macadam; materiaal; materie; metselspecie; mortel; puin; split; spul; spullen; steengruis; steenslag; stof; stuff; voorwerpen; waar; wiet; zaakjes; zaken
VerbRelated TranslationsOther Translations
stow stouwen aangroeien; zich vermeerderen
stuff stouwen ineen duwen; opzetten; proppen

Wiktionary Translations for stouwen:


Cross Translation:
FromToVia
stouwen stow arrimer — marine|fr distribuer, arranger convenablement et placer avec solidité à l’intérieur d’un bâtiment les divers objets qui composer sa charge, sa cargaison.