Dutch

Detailed Translations for spui from Dutch to English

spui:

spui [het ~] nomen

  1. het spui (afvoerbuis; riool; regenpijp; afwateringsbuis)
    the waste pipe; the drain; the rain-pipe; the drainage tube; the outlet

Translation Matrix for spui:

NounRelated TranslationsOther Translations
drain afvoerbuis; afwateringsbuis; regenpijp; riool; spui afdruipen; afdruppelen; afvoer; afvoerkanaal; afwateringskanaal; boezem; doorlaat; riolering; riool; sas; schutsluisje; sluis; uitdruipen; uitdruppelen; verlaat
drainage tube afvoerbuis; afwateringsbuis; regenpijp; riool; spui
outlet afvoerbuis; afwateringsbuis; regenpijp; riool; spui afwatering; contactdoos; lozing; steun en toeverlaat; stopcontact; uitlaat; uitlaatklep; uitlaatpijp; vlampijp; wandcontactdoos; waterafvoer
rain-pipe afvoerbuis; afwateringsbuis; regenpijp; riool; spui
waste pipe afvoerbuis; afwateringsbuis; regenpijp; riool; spui afvloeibuis; afvloeipijp; afvoerpijp
VerbRelated TranslationsOther Translations
drain afdruipen; afdruppelen; afscheiden; afvoeren; afwateren; droogleggen; indijken; inpolderen; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegzuigen; lozen; ontwateren; spuien; uitdruipen; uitdruppelen; uithalen; uitlekken; uitscheiden; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; uitzuigen; water afvoeren; water lozen

Related Words for "spui":


Wiktionary Translations for spui:


Cross Translation:
FromToVia
spui landfill déchargeaction de décharger.
spui lock; sluice; sluice-gate écluseclôture en forme de bassin, faite de terre, de pierre, de bois ou de toute autre matière dans un port, sur une rivière, sur un canal, etc., ayant une ou plusieurs portes qui se lever et se baisser ou qui s’ouvrent et se fermer, pou

spui form of spuien:

spuien verb (spui, spuit, spuide, spuiden, gespuid)

  1. spuien (water lozen; water afvoeren; uitwateren)
    void water; to drain; to flow out; to empty
    • void water verb
    • drain verb (drains, drained, draining)
    • flow out verb (flows out, flowed out, flowing out)
    • empty verb (empties, emptied, emptying)
  2. spuien (uiten)
    to spout; to express; to unload
    • spout verb (spouts, spouted, spouting)
    • express verb (expresss, expressed, expressing)
    • unload verb (unloads, unloaded, unloading)

Conjugations for spuien:

o.t.t.
  1. spui
  2. spuit
  3. spuit
  4. spuien
  5. spuien
  6. spuien
o.v.t.
  1. spuide
  2. spuide
  3. spuide
  4. spuiden
  5. spuiden
  6. spuiden
v.t.t.
  1. heb gespuid
  2. hebt gespuid
  3. heeft gespuid
  4. hebben gespuid
  5. hebben gespuid
  6. hebben gespuid
v.v.t.
  1. had gespuid
  2. had gespuid
  3. had gespuid
  4. hadden gespuid
  5. hadden gespuid
  6. hadden gespuid
o.t.t.t.
  1. zal spuien
  2. zult spuien
  3. zal spuien
  4. zullen spuien
  5. zullen spuien
  6. zullen spuien
o.v.t.t.
  1. zou spuien
  2. zou spuien
  3. zou spuien
  4. zouden spuien
  5. zouden spuien
  6. zouden spuien
en verder
  1. ben gespuid
  2. bent gespuid
  3. is gespuid
  4. zijn gespuid
  5. zijn gespuid
  6. zijn gespuid
diversen
  1. spui!
  2. spuit!
  3. gespuid
  4. spuiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

spuien [het ~] nomen

  1. het spuien (lozen)
    the sluices; the draining off; the discharging; the desisting

Translation Matrix for spuien:

NounRelated TranslationsOther Translations
desisting lozen; spuien
discharging lozen; spuien afladen; emissie; lossen; ontslaan van werknemers; ontslag; uitladen; uitstoot
drain afdruipen; afdruppelen; afvoer; afvoerbuis; afvoerkanaal; afwateringsbuis; afwateringskanaal; boezem; doorlaat; regenpijp; riolering; riool; sas; schutsluisje; sluis; spui; uitdruipen; uitdruppelen; verlaat
draining off lozen; spuien afvloeiing; dakgoot; drainering; goot
sluices lozen; spuien sluizen
spout schenktuit; tuit
VerbRelated TranslationsOther Translations
drain spuien; uitwateren; water afvoeren; water lozen afdruipen; afdruppelen; afscheiden; afvoeren; afwateren; droogleggen; indijken; inpolderen; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegzuigen; lozen; ontwateren; uitdruipen; uitdruppelen; uithalen; uitlekken; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; uitzuigen
empty spuien; uitwateren; water afvoeren; water lozen afscheiden; afvoeren; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leeghalen; leegmaken; legen; lozen; opdrinken; opruimen; plunderen; reinigen; ruimen; schoonmaken; uitdrinken; uitgieten; uithalen; uitknijpen; uitmesten; uitnemen; uitpersen; uitruimen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; uitzuigen
express spuien; uiten betonen; betuigen; formuleren; openbaren; tot uitdrukking brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbaliseren; vertolken; verwoorden; zich uiten
flow out spuien; uitwateren; water afvoeren; water lozen
spout spuien; uiten met spuit een medicijn toedienen; spuiten; spurten; tuiten; uitspuiten
unload spuien; uiten lossen; uitladen
void water spuien; uitwateren; water afvoeren; water lozen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
empty eindig; hol; ijdel; inhoudsloos; ledig; leeg; loos; nietszeggend; onbezet; ongevuld; vergankelijk; voorbijgaand; zonder inhoud
ModifierRelated TranslationsOther Translations
draining off afvloeiend

Related Words for "spuien":


Wiktionary Translations for spuien:


Cross Translation:
FromToVia
spuien aerate; air out; air; ventilate; fan aérerassainir en mettre en contact avec l’air.
spuien ventilate; fan; aerate; itemize; allocate ventilerrenouveler l’air au moyen d’un ventilateur.