Dutch

Detailed Translations for ijl from Dutch to English

ijl:

ijl [znw.] nomen

  1. ijl (haastigheid; haast; spoed; overijling; gehaastheid)
    the haste; the hurry; the rush; the hastiness; the overhaste
  2. ijl (topsnelheid; maximumsnelheid; hoogste snelheid)
    the speed; the top speed; the full tilt; the maximum speed

Translation Matrix for ijl:

NounRelated TranslationsOther Translations
full tilt hoogste snelheid; ijl; maximumsnelheid; topsnelheid
haste gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed gauwigheid
hastiness gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed overhaasting; vlugheid
hurry gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed gauwigheid; overhaasting; vlugheid
maximum speed hoogste snelheid; ijl; maximumsnelheid; topsnelheid
overhaste gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed overhaasting
rush gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed aanval; attaque; bestorming; drukte; gedrang; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
speed hoogste snelheid; ijl; maximumsnelheid; topsnelheid acceleratie; gang; in volle vaart; rijsnelheid; snelheid; spoed; tempo; vaart; versnelling
top speed hoogste snelheid; ijl; maximumsnelheid; topsnelheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
haste snellen; spoeden
hurry aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
rush draven; haasten; hard rennen; hollen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; pezen; reppen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
speed hardrijden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
rare dun; ijl; van geringe dichtheid ongemeen; ongewoon; raar; schaars; uitzonderlijk; uitzonderlijke; uniek; zelden; zeldzaam
rarefied dun; ijl; van geringe dichtheid
rush rieten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
teneous dun; ijl; van geringe dichtheid

Related Words for "ijl":


Wiktionary Translations for ijl:

ijl
adjective
  1. met een lage dichtheid

Cross Translation:
FromToVia
ijl haste; speed; promptness; promptitude; quickness; swiftness; rapidity hâte — Extrême promptitude, vivacité, rapidité avec laquelle on fait quelque chose.

ijl form of ijlen:

ijlen verb (ijl, ijlt, ijlde, ijlden, geijld)

  1. ijlen (onzin uitkramen; raaskallen; kletsen; onzin verkopen; wartaal spreken)
    to rave; to talk nonsense
    • rave verb (raves, raved, raving)
    • talk nonsense verb (talks nonsense, talked nonsense, talking nonsense)
  2. ijlen (zich spoeden; haasten; jagen; )
    to hurry; to rouse; to make haste
    • hurry verb (hurries, hurried, hurrying)
    • rouse verb (rouses, roused, rousing)
    • make haste verb (makes haste, made haste, making haste)
  3. ijlen (zich haasten; opschieten; jagen; )
    to rush; to hurry up; to hasten; to hurry
    • rush verb (rushs, rushed, rushing)
    • hurry up verb (hurries up, hurried up, hurrying up)
    • hasten verb (hastens, hastened, hastening)
    • hurry verb (hurries, hurried, hurrying)

Conjugations for ijlen:

o.t.t.
  1. ijl
  2. ijlt
  3. ijlt
  4. ijlen
  5. ijlen
  6. ijlen
o.v.t.
  1. ijlde
  2. ijlde
  3. ijlde
  4. ijlden
  5. ijlden
  6. ijlden
v.t.t.
  1. heb geijld
  2. hebt geijld
  3. heeft geijld
  4. hebben geijld
  5. hebben geijld
  6. hebben geijld
v.v.t.
  1. had geijld
  2. had geijld
  3. had geijld
  4. hadden geijld
  5. hadden geijld
  6. hadden geijld
o.t.t.t.
  1. zal ijlen
  2. zult ijlen
  3. zal ijlen
  4. zullen ijlen
  5. zullen ijlen
  6. zullen ijlen
o.v.t.t.
  1. zou ijlen
  2. zou ijlen
  3. zou ijlen
  4. zouden ijlen
  5. zouden ijlen
  6. zouden ijlen
en verder
  1. ben geijld
  2. bent geijld
  3. is geijld
  4. zijn geijld
  5. zijn geijld
  6. zijn geijld
diversen
  1. ijl!
  2. ijlt!
  3. geijld
  4. ijlend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ijlen:

NounRelated TranslationsOther Translations
hurry gauwigheid; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overhaasting; overijling; spoed; vlugheid
rush aanval; attaque; bestorming; drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; offensief; overijling; run; runs; spoed; stormaanval; stormloop; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
hasten ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden accelereren; bespoedigen; opjagen; snellen; spoeden; tempo maken; verhaasten; versnellen
hurry aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden opjagen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken
hurry up ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
make haste aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden
rave ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken donderen; dwepen; fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitvaren
rouse aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
rush ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden draven; haasten; hard rennen; hollen; jachten; opjagen; pezen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten
talk nonsense ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
rush rieten

Related Words for "ijlen":


Wiktionary Translations for ijlen:

ijlen
verb
  1. van koorts wartaal spreken

Cross Translation:
FromToVia
ijlen be delirious; rave délirer — Avoir le délire, être en délire.