Noun | Related Translations | Other Translations |
chain
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; cyclus; grootwinkelbedrijf; halsketting; halssnoer; kabel; kabeltouw; keten; ketting; kettinkje; kluister; reeks; rij; scheepskabel; scheepstouw; serie; snoer; winkelketen
|
coming together
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
|
concentration
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
aandacht verenigen; concentratie; dichtheid; geconcentreerdheid
|
convulsion
|
convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking
|
zenuwtrekken
|
convulsive movement
|
convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking
|
|
fit
|
convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking
|
driftbui; fit; pasvorm; woedeaanval
|
labour pain
|
convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking
|
perswee; wee
|
sequence
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
aaneenschakeling; cyclus; keten; opeenvolging; opvolging; reeks; rij; sequens; sequentie; serie; successie; vervolgdeel
|
series
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
aaneenschakeling; aaneenschakelingen; cyclus; keten; opeenvolgingen; reeks; reeksen; rij; serie; series
|
spasm
|
convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking
|
kramp; spiersamentrekking
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
chain
|
|
binden; boeien; ketenen; kluisteren; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
|
fit
|
|
aanbrengen; aankunnen; aanleggen; aanpassen; aanproberen; bijpassen; installeren; kloppen met; monteren en aansluiten; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; plaatsen; proberen; stroken; stroken met
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
fit
|
|
adequaat; arbeidsgeschikt; bekwaam; blakend; capabel; competent; fit; gepast; geschikt; getraind; gezond; in staat te werken; juist; passend; valide
|