Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Search: lafheid

Dutch and English Search Results for: lafheid

Summary

Dutch to English: more detail...

lafheid:
- cowardness; pettiness; faint-heartedness; pitifulness
laf:
- cowardly; bland; craven; saltless; abject; faint; dim; cringing
Wiktionary:
- lafheid → cowardice
- lafheid → weakness, cowardice, funk, frailty, giddiness, vertigo, dizziness
- laf → cowardly, yellow, insipid, lily-livered
- laf → cowardly, gutless, tasteless, boring, dull, abject, depraved, ignoble, low, lowlife, mean, sordid, vile, afraid, anxious, fainthearted, fearful, pusillanimous, shy, timid, timorous, wimpy

Dutch

Detailed Translations for lafheid from Dutch to English

lafheid:

lafheid [de ~ (v)] nomen

de lafheid (kleinhartigheid)
the cowardness; the pettiness; the faint-heartedness; the pitifulness
- cowardness [the ~] nomen
- pettiness [the ~] nomen
- faint-heartedness [the ~] nomen
- pitifulness [the ~] nomen

Translation Matrix for lafheid:

Noun	Related Translations	Other Translations
cowardness	kleinhartigheid; lafheid
faint-heartedness	kleinhartigheid; lafheid
pettiness	kleinhartigheid; lafheid	bekrompenheid; benepenheid; burgerlijkheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
pitifulness	kleinhartigheid; lafheid	zieligheid

Related Words for "lafheid":

lafheden, laf

Wiktionary Translations for lafheid:

lafheid

noun

de neiging keuzes te maken die van weinig moed getuigen
- lafheid → cowardice

lafheid

noun

the lack of courage
- cowardice → lafheid

Cross Translation:

From	To	Via
• lafheid	→ weakness; cowardice; funk; frailty; giddiness; vertigo; dizziness	↔ faiblesse — état de ce qui est faible.
• lafheid	→ cowardice; funk	↔ lâcheté — défaut de courage.

lafheid form of laf:

laf adj

laf (zonder zout; zoutloos; flauw)
cowardly; bland; craven; saltless; abject; faint; dim; cringing
- cowardly adj
- bland adj
- craven adj
- saltless adj
- abject adj
- faint adj
- dim adj
- cringing adj

Translation Matrix for laf:

Noun	Related Translations	Other Translations
cringing		kruiperij; strooplikkerij
dim		deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
faint		bedwelming; flauwte; versuffing; zwijm
Verb	Related Translations	Other Translations
dim		bedoezelen; dimmen
faint		flauwvallen; in katzwijm vallen; wegraken; zwijmelen
Adjective	Related Translations	Other Translations
abject	flauw; laf; zonder zout; zoutloos
bland	flauw; laf; zonder zout; zoutloos	bleek; charmant; flauw; flets; genegenheid opwekkend; innemend; karakterloos; minzaam; poeslief; slap; smakeloos; stijlloos; verschoten; zonder karakter
craven	flauw; laf; zonder zout; zoutloos
cringing	flauw; laf; zonder zout; zoutloos	kruiperig
dim	flauw; laf; zonder zout; zoutloos	bleek; flauw; flets; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; schemerachtig; schemerig; schimmig; vaag; vagelijk; verschoten; wazig
faint	flauw; laf; zonder zout; zoutloos	afgedempt; bleek; bleekjes; flauw; flauwtjes; flets; gedempt; halfluid; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; pips; schemerig; schimmig; slap; slapjes; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; wee; ziekelijk; zwak; zwakjes
Modifier	Related Translations	Other Translations
cowardly	flauw; laf; zonder zout; zoutloos
saltless	flauw; laf; zonder zout; zoutloos	zouteloos

Related Words for "laf":

lafheid, lafst, lafste

Antonyms for "laf":

pittig; dapper; moedig

Related Definitions for "laf":

flauw van smaak, met weinig zout¹
- wat een laffe smaak heeft deze soep¹
zonder moed, bangig¹
- het zou laf zijn om nu te stoppen¹

Wiktionary Translations for laf:

laf

adjective

een gebrek aan moed tonend
- laf → cowardly; yellow
onaangenaam smakeloos
- laf → insipid

laf

adjective

cowardly
- lily-livered → laf
showing cowardice
- cowardly → laf
lacking courage
- yellow → laf

Cross Translation:

From	To	Via
• laf	→ cowardly; gutless	↔ feige — ohne Mut, sich von Angst vor Gefahr leiten lassen
• laf	→ tasteless	↔ geschmacklos — ohne Geschmack, abgestanden
• laf	→ boring; dull	↔ langweilig — eintönig, uninteressant
• laf	→ abject; depraved; ignoble; low; lowlife; mean; sordid; vile	↔ lâche — Méprisable
• laf	→ afraid; anxious; cowardly; fainthearted; fearful; pusillanimous; shy; timid; timorous; wimpy	↔ peureux — Qui est sujet à la peur.

¹Muiswerk Woordenboek