Summary
Dutch
Detailed Translations for ombuigen from Dutch to English
ombuigen:
-
ombuigen (krom buigen; verbuigen)
-
ombuigen (doen buigen)
Conjugations for ombuigen:
o.t.t.
- buig om
- buigt om
- buigt om
- buigen om
- buigen om
- buigen om
o.v.t.
- boog om
- boog om
- boog om
- bogen om
- bogen om
- bogen om
v.t.t.
- heb omgebogen
- hebt omgebogen
- heeft omgebogen
- hebben omgebogen
- hebben omgebogen
- hebben omgebogen
v.v.t.
- had omgebogen
- had omgebogen
- had omgebogen
- hadden omgebogen
- hadden omgebogen
- hadden omgebogen
o.t.t.t.
- zal ombuigen
- zult ombuigen
- zal ombuigen
- zullen ombuigen
- zullen ombuigen
- zullen ombuigen
o.v.t.t.
- zou ombuigen
- zou ombuigen
- zou ombuigen
- zouden ombuigen
- zouden ombuigen
- zouden ombuigen
en verder
- ben omgebogen
- bent omgebogen
- is omgebogen
- zijn omgebogen
- zijn omgebogen
- zijn omgebogen
diversen
- buig om!
- buigt om!
- omgebogen
- ombuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze