Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. reu:
  2. reçu:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for reu from Dutch to English

reu:

reu [de ~ (m)] nomen

  1. de reu
    the dog
    • dog [the ~] nomen

Translation Matrix for reu:

NounRelated TranslationsOther Translations
dog reu hond; hondje

Related Words for "reu":

  • reuen, reus, reutje, reutjes

Wiktionary Translations for reu:

reu
noun
  1. een mannelijke hond
reu
noun
  1. male canine

reçu:

reçu [het ~] nomen

  1. het reçu (ontvangstbewijs)
    the receipt
  2. het reçu (bewijs van ontvangst)
    the receipt; the ticket
  3. het reçu (stortingsbewijs; bon)
    the deposit voucher; the coupon; the voucher

Translation Matrix for reçu:

NounRelated TranslationsOther Translations
coupon bon; reçu; stortingsbewijs bon; coupon
deposit voucher bon; reçu; stortingsbewijs
receipt bewijs van ontvangst; ontvangstbewijs; reçu beweringsgrond; bewijs; bewijsje; kassabon; kwitantie; ontvangst; recette; voucher
ticket bewijs van ontvangst; reçu bekeuring; boete; bon; entreebiljet; etiket; kaart; kaartje; label; plaatsbewijs; plakker; plakkertje; reisbiljet; spoorkaartje; sticker; ticket; toegangsbewijs
voucher bon; reçu; stortingsbewijs bewijsje; boekstuk; bon; coupon; stortingsbiljet; voucher
VerbRelated TranslationsOther Translations
receipt rekening betalen; voldoen

Related Words for "reçu":

  • reçuutje, reçuutjes

Wiktionary Translations for reçu:

reçu
noun
  1. A receipt