Summary
Dutch to English: more detail...
- gescheld:
- schellen:
-
Wiktionary:
- gescheld → name-calling
- schellen → ring, give a ring, ring the bell, toll, peal, clang, sound, strike, resound
Dutch
Detailed Translations for gescheld from Dutch to English
gescheld:
-
gescheld (getier)
-
gescheld (gekanker)
-
gescheld (scheldpartij; gefoeter)
the slanging-match
Translation Matrix for gescheld:
Noun | Related Translations | Other Translations |
howling | gescheld; getier | gebrul; gebulder; gegil; gehuil; gejank; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; geween; loeien van de wind; wolvengehuil |
jeering | gekanker; gescheld | belediging; beschimping; geschimp; hoon; hoongelach; schamp; spot |
name-calling | gescheld; getier | |
roaring | gescheld; getier | gebrul; gebulder; gegil; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; loeien van de wind |
slanging-match | gefoeter; gescheld; scheldpartij | |
sneering | gekanker; gescheld | aanfluiting; bespotting; gegrijns; geschimp; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij |
yelling | gescheld; getier | gebrul; gebulder; gegil; gekrijs; geschreeuw; gillen; kreten; roepen; schreeuwen |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
sneering | honend; hooghartig; minachtend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend |
Wiktionary Translations for gescheld:
gescheld
noun
-
abusive or insulting language
gescheld form of schellen:
-
schellen
Conjugations for schellen:
o.t.t.
- schel
- schelt
- schelt
- schellen
- schellen
- schellen
o.v.t.
- schelde
- schelde
- schelde
- schelden
- schelden
- schelden
v.t.t.
- heb gescheld
- hebt gescheld
- heeft gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
v.v.t.
- had gescheld
- had gescheld
- had gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
o.t.t.t.
- zal schellen
- zult schellen
- zal schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
o.v.t.t.
- zou schellen
- zou schellen
- zou schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
en verder
- ben gescheld
- bent gescheld
- is gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
diversen
- schel!
- schelt!
- gescheld
- schellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schellen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
doorbells | schellen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ring the bell | schellen |