Dutch
Detailed Translations for indelen from Dutch to English
indelen:
-
indelen (ordenen; groeperen; arrangeren; systematiseren)
Conjugations for indelen:
o.t.t.
- deel in
- deelt in
- deelt in
- delen in
- delen in
- delen in
o.v.t.
- deelde in
- deelde in
- deelde in
- deelden in
- deelden in
- deelden in
v.t.t.
- heb ingedeeld
- hebt ingedeeld
- heeft ingedeeld
- hebben ingedeeld
- hebben ingedeeld
- hebben ingedeeld
v.v.t.
- had ingedeeld
- had ingedeeld
- had ingedeeld
- hadden ingedeeld
- hadden ingedeeld
- hadden ingedeeld
o.t.t.t.
- zal indelen
- zult indelen
- zal indelen
- zullen indelen
- zullen indelen
- zullen indelen
o.v.t.t.
- zou indelen
- zou indelen
- zou indelen
- zouden indelen
- zouden indelen
- zouden indelen
en verder
- ben ingedeeld
- bent ingedeeld
- is ingedeeld
- zijn ingedeeld
- zijn ingedeeld
- zijn ingedeeld
diversen
- deel in!
- deelt in!
- ingedeeld
- indelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for indelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
group | aantal personen bijeen; categorie; classificatie; distributiegroep; distributielijst; drom; gezelschap; groep; groep contactpersonen; groep mensen; klasse; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; partij; ploeg; samenkomst; team; toeloop; troep | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
classify | arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren | classificeren; ficheren; indelen bij; klasseren; rangschikken; rubriceren |
group | arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren | classificeren; groep; groeperen; ordenen; rangeren; rangschikken; schiften; sorteren; uitzoeken |