Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. stijl:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stijl from Dutch to English

stijl:

stijl [de ~ (m)] nomen

  1. de stijl (tralie; spijl)
    the baluster; the bar
  2. de stijl (levensstijl; leefwijze; manier van leven; levenswijze)
    the way of living
  3. de stijl
    the style
    – A set of formatting characteristics that you can apply to text, tables, and lists in your document to quickly change their appearance. 1

Translation Matrix for stijl:

NounRelated TranslationsOther Translations
baluster spijl; stijl; tralie
bar spijl; stijl; tralie bar; baton; buffet; café; coffeeshop; drankbuffet; dwarsbalk; dwarshout; gelagkamer; hindernis; hinderpaal; kroeg; kruishout; lokaliteit; pastille; plak; reep; reep chocolade; ritshout; roadblock; spon; staaf; staf; stang; stok; tablet; tap; tapkast; tapperij; taveerne; toog; versperring
style stijl genre; slag; snit; soort; type
way of living leefwijze; levensstijl; levenswijze; manier van leven; stijl
VerbRelated TranslationsOther Translations
bar afgrendelen; afschermen; barricaderen; traliën; versperren
style stileren

Related Words for "stijl":

  • stijlen

Related Definitions for "stijl":

  1. de manier waarop het gedaan is2
    • de inhoud van de brief is duidelijk, maar de stijl is slecht2

Wiktionary Translations for stijl:

stijl
noun
  1. handelswijze
  2. post
stijl
noun
  1. physical appearance
  2. vertical post
  3. manner of doing things

Cross Translation:
FromToVia
stijl style of speech Sprachstil — (durch besondere Merkmale, Eigenheiten gekennzeichnete) Art und Weise, etwas mit Worten oder in geschriebener Form zu äußern
stijl stake; post; pole; stanchion; prop; strut; standard poteaupièce de bois de charpente, posée debout.
stijl style style — (botanique) filament reliant l’ovaire au stigmate, au centre de la fleur.

Related Translations for stijl