Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. deksel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for deksel from Dutch to English

deksel:

deksel [de ~ (m)] nomen

  1. de deksel (lid)
    the lid; the cover
  2. de deksel (stolp; dop; boerenhuis; )
    the bell jar; the glass bell

Translation Matrix for deksel:

NounRelated TranslationsOther Translations
bell jar boerenhuis; deksel; dop; kaasstolp; stolp; stolphuis; stulpkooi
cover deksel; lid afdekkap; beddedeken; beddekleedje; bedekking; bescherming; boekomslag; buitenkant; couvert; dak; dek; deken; dekking; dekmantel; enveloppe; etui; hoes; huls; kaft; kap; koepel; koker; l.p.hoes; omhulsel; omkleedsel; omslag; omwindsel; overdekking; overkapping; overtrek; pennendoosje; pennenkoker; platenhoes; protectie; verpakking; wikkel
glass bell boerenhuis; deksel; dop; kaasstolp; stolp; stolphuis; stulpkooi glazen klok; glazen stolp
lid deksel; lid dop; sluitdop
VerbRelated TranslationsOther Translations
cover afdekken; afleggen; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschrijven; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dekken; hullen; indekken; inhullen; insluiten; kaften; maskeren; mededelen; meters maken; omhullen; overdekken; overkappen; overkoepelen; overtrekken; overwelven; stofferen; toevoegen; uiteenzetten; van bekleding voorzien; verhalen; verhullen; versluieren; vertellen; zeggen

Related Words for "deksel":


Wiktionary Translations for deksel:

deksel
noun
  1. een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken
deksel
noun
  1. top or cover
  2. lid
  3. lid, cap, cover

Cross Translation:
FromToVia
deksel lid Deckel — Vorrichtung zum Abdecken oder Verschließen
deksel lid; cap; top; cover couverclepièce fixer ou non à un récipient et qui s’adapter à son ouverture pour le fermer plus ou moins hermétiquement.
deksel blanket; hood; lid; wrapper; jacket couverture — Grande pièce d’étoffe épaisse