Summary
Dutch
Detailed Translations for refereren from Dutch to English
refereren:
-
refereren
Conjugations for refereren:
o.t.t.
- refereer
- refereert
- refereert
- refereren
- refereren
- refereren
o.v.t.
- refereerde
- refereerde
- refereerde
- refereerden
- refereerden
- refereerden
v.t.t.
- heb gerefereerd
- hebt gerefereerd
- heeft gerefereerd
- hebben gerefereerd
- hebben gerefereerd
- hebben gerefereerd
v.v.t.
- had gerefereerd
- had gerefereerd
- had gerefereerd
- hadden gerefereerd
- hadden gerefereerd
- hadden gerefereerd
o.t.t.t.
- zal refereren
- zult refereren
- zal refereren
- zullen refereren
- zullen refereren
- zullen refereren
o.v.t.t.
- zou refereren
- zou refereren
- zou refereren
- zouden refereren
- zouden refereren
- zouden refereren
diversen
- refereer!
- refereert!
- gerefereerd
- refererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for refereren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
refer | refereren | doorverwijzen |
External Machine Translations: