Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Search: huiseigenaar

Dutch and English Search Results for: huiseigenaar

Summary

Dutch to English: more detail...

huiseigenaar:
- homeowner
Wiktionary:
- huiseigenaar → homeowner

Dutch

Detailed Translations for huiseigenaar from Dutch to English

huiseigenaar:

huiseigenaar [de ~ (m)] nomen

de huiseigenaar (huisbezitter; woningbezitter)
the homeowner
- homeowner [the ~] nomen

Translation Matrix for huiseigenaar:

Noun	Related Translations	Other Translations
homeowner	huisbezitter; huiseigenaar; woningbezitter

Related Words for "huiseigenaar":

huiseigenaren, huiseigenaars

Wiktionary Translations for huiseigenaar:

huiseigenaar

noun

someone who owns a house
- homeowner → huiseigenaar

External Machine Translations: