Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. weer:
  2. weren:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for weer:
    • wether, wheather
English to Dutch:   more detail...
  1. weer:


Dutch

Detailed Translations for weer from Dutch to English

weer:

weer

  1. weer

weer [de ~ (m)] nomen

  1. de weer (weersgesteldheid; weersomstandigheden; klimaat)

Translation Matrix for weer:

NounRelated TranslationsOther Translations
back achterkant; achterspeler; achterzijde; back; leuning; rug; rugleuning; rugzijde
state of the weather klimaat; weer; weersgesteldheid; weersomstandigheden
weather situation klimaat; weer; weersgesteldheid; weersomstandigheden
VerbRelated TranslationsOther Translations
back assisteren; bijspringen; bijstaan; financieren; helpen; ondersteunen; opkomen voor; seconderen; weldoen
AdverbRelated TranslationsOther Translations
again andermaal; nogmaals; opnieuw; wederom; weer alweer; andermaal
once again andermaal; nogmaals; opnieuw; wederom; weer nogmaals
once more andermaal; nogmaals; opnieuw; wederom; weer alweer; nogmaals
- nog
OtherRelated TranslationsOther Translations
again nog een keer; nog eens
once more nog een keer; nog eens
weather weer
ModifierRelated TranslationsOther Translations
a second time andermaal; nogmaals; opnieuw; wederom; weer
back andermaal; nogmaals; opnieuw; weder; wederom; weer; weerom achteruit; achterwaarts; eertijds; naar achter; naar achteren; rugwaarts; terug; voorheen; voormaals; vroeger

Related Words for "weer":

  • weren, weertje, weertjes

Synonyms for "weer":


Related Definitions for "weer":

  1. opnieuw1
    • je hebt weer een koekje gepakt!1
  2. temperatuur, bewolking, neerslag en wind1
    • het is mooi weer vandaag1

Wiktionary Translations for weer:

weer
noun
  1. de atmosferische omstandigheden
  2. gecasteerde bok
adverb
  1. nog een keer
weer
noun
  1. action of protecting from attack
  2. state of the atmosphere
  3. adjustable dam
  4. castrated buck goat
adverb
  1. another time

Cross Translation:
FromToVia
weer weather Wetter — Bezeichnet den aktuellen Zustand des Klimas.
weer defense; defence défense — Action de défendre
weer meteorology; weather; weather forecast météo — (familier, fr) temps (conditions climatiques).
weer weather temps — Disposition de l’air, état de l’atmosphère

weer form of weren:

weren verb (weer, weert, weerde, weerden, geweerd)

  1. weren (afhouden)
    to avert; to keep out
    • avert verb (averts, averted, averting)
    • keep out verb (keeps out, kept out, keeping out)
    to prevent
    – keep from happening or arising; make impossible 2
    • prevent verb (prevents, prevented, preventing)
  2. weren (pareren; afweren)
    to parry; to ward off; to foil; field
    • parry verb (parries, parried, parrying)
    • ward off verb (wards off, warded off, warding off)
    • foil verb (foils, foiled, foiling)
    • field verb
  3. weren (verdedigen; verweren; afweren)
    to defend; to resist; to keep away; to keep off; to hold off; to keep out
    • defend verb (defends, defended, defending)
    • resist verb (resists, resisted, resisting)
    • keep away verb (keeps away, kept away, keeping away)
    • keep off verb (keeps off, kept off, keeping off)
    • hold off verb (holds off, held off, holding off)
    • keep out verb (keeps out, kept out, keeping out)

Conjugations for weren:

o.t.t.
  1. weer
  2. weert
  3. weert
  4. weren
  5. weren
  6. weren
o.v.t.
  1. weerde
  2. weerde
  3. weerde
  4. weerden
  5. weerden
  6. weerden
v.t.t.
  1. heb geweerd
  2. hebt geweerd
  3. heeft geweerd
  4. hebben geweerd
  5. hebben geweerd
  6. hebben geweerd
v.v.t.
  1. had geweerd
  2. had geweerd
  3. had geweerd
  4. hadden geweerd
  5. hadden geweerd
  6. hadden geweerd
o.t.t.t.
  1. zal weren
  2. zult weren
  3. zal weren
  4. zullen weren
  5. zullen weren
  6. zullen weren
o.v.t.t.
  1. zou weren
  2. zou weren
  3. zou weren
  4. zouden weren
  5. zouden weren
  6. zouden weren
diversen
  1. weer!
  2. weert!
  3. geweerd
  4. werend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weren [het ~] nomen

  1. het weren (verdedigen; afweren; verweren)
    the defending

Translation Matrix for weren:

NounRelated TranslationsOther Translations
defending afweren; verdedigen; verweren; weren
field akker; bouwland; grond; kamp; kampement; land; legering; legerkamp; legerplaats; platteland; veld
foil degen; floret; folie; lange puntige degen; rapier
VerbRelated TranslationsOther Translations
avert afhouden; weren afkeren; afwenden; afwentelen
defend afweren; verdedigen; verweren; weren
field afweren; pareren; weren
foil afweren; pareren; weren
hold off afweren; verdedigen; verweren; weren weghouden
keep away afweren; verdedigen; verweren; weren weghouden
keep off afweren; verdedigen; verweren; weren afhouden; afkeren; afwenden; terughouden; weghouden
keep out afhouden; afweren; verdedigen; verweren; weren weghouden
parry afweren; pareren; weren afhouden; afkeren; afwenden; terughouden
prevent afhouden; weren afhouden; belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; tegenwerken; verhinderen; voorkomen; voorkómen; weerhouden
resist afweren; verdedigen; verweren; weren iets weerstaan; protesteren; tegengaan; tegenspartelen; tegenstreven; tegenstribbelen; tegenwerken; verzet tonen; verzetten; weerstaan; weerstreven; zich verzetten
ward off afweren; pareren; weren

Related Words for "weren":


Wiktionary Translations for weren:


Cross Translation:
FromToVia
weren refuse; decline; withhold; spurn; disallow; relay; resend; repulse; repress; refute; rebut; dismiss; shun; disavow; throw away; discard; dispose; dump rejeter — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for weer



English

Detailed Translations for weer from English to Dutch

wee:


Translation Matrix for wee:

OtherRelated TranslationsOther Translations
- pee

Related Words for "wee":

  • weer, weest

Synonyms for "wee":


Related Definitions for "wee":

  1. very early2
    • the wee hours of the morning2
  2. a short time2
    • bide a wee2

Wiktionary Translations for wee:

wee
adjective
  1. small, little
noun
  1. urine
  2. act of urination
verb
  1. to urinate