Dutch
Detailed Translations for ontroerd from Dutch to English
ontroerd:
Translation Matrix for ontroerd:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
affected | ontroerd | aangedaan; aanstellerig; bekakt; bewogen; dikdoenerig; geaffecteerd; gekunsteld; gemaakt; geroerd; gewrongen; gezocht; onnatuurlijk; overdreven; theatraal |
moved | ontroerd | aangedaan; bewogen; geraakt; geroerd; getoucheerd |
touched | ontroerd | aangedaan; bewogen; geraakt; geroerd; getoucheerd |
ontroerd form of ontroeren:
-
ontroeren (treffen; raken)
-
ontroeren (aangrijpen)
Conjugations for ontroeren:
o.t.t.
- ontroer
- ontroert
- ontroert
- ontroeren
- ontroeren
- ontroeren
o.v.t.
- ontroerde
- ontroerde
- ontroerde
- ontroerden
- ontroerden
- ontroerden
v.t.t.
- ben ontroerd
- bent ontroerd
- is ontroerd
- zijn ontroerd
- zijn ontroerd
- zijn ontroerd
v.v.t.
- was ontroerd
- was ontroerd
- was ontroerd
- waren ontroerd
- waren ontroerd
- waren ontroerd
o.t.t.t.
- zal ontroeren
- zult ontroeren
- zal ontroeren
- zullen ontroeren
- zullen ontroeren
- zullen ontroeren
o.v.t.t.
- zou ontroeren
- zou ontroeren
- zou ontroeren
- zouden ontroeren
- zouden ontroeren
- zouden ontroeren
diversen
- ontroer!
- ontroert!
- ontroerd
- ontroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze