Summary
Dutch to English: more detail...
- beschonken:
- beschenken:
-
Wiktionary:
- beschonken → inebriated, ivre, drunken, drunk
- beschonken → drunk, intoxicated, drunken
Dutch
Detailed Translations for beschonken from Dutch to English
beschonken:
-
beschonken (dronken; ladderzat; zat; bezopen)
-
beschonken (tipsy; aangeschoten; beneveld; teut)
tipsy; boozed; inebriated; intoxicated; half drunk-
tipsy adj
-
boozed adj
-
inebriated adj
-
intoxicated adj
-
half drunk adj
-
-
beschonken (aangeschoten; beneveld; dronken)
intoxicated; under the influence; tipsy; under the weather; drunk-
intoxicated adj
-
tipsy adj
-
drunk adj
-
Translation Matrix for beschonken:
Related Words for "beschonken":
Wiktionary Translations for beschonken:
beschonken
Cross Translation:
adjective
beschonken
-
onder invloed van alcohol
- beschonken → inebriated; ivre
adjective
-
In the state of alcoholic intoxication
- drunken → dronken; zat; beschonken
-
intoxicated after drinking too much alcohol
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beschonken | → drunk; intoxicated; drunken | ↔ ivre — Qui a le cerveau troubler par l’effet des boissons fermenter, par l’alcool, etc. |
beschenken:
-
beschenken (begiftigen; bedelen)
Conjugations for beschenken:
o.t.t.
- beschenk
- beschenkt
- beschenkt
- beschenken
- beschenken
- beschenken
o.v.t.
- beschonk
- beschonk
- beschonk
- beschonken
- beschonken
- beschonken
v.t.t.
- heb beschonken
- hebt beschonken
- heeft beschonken
- hebben beschonken
- hebben beschonken
- hebben beschonken
v.v.t.
- had beschonken
- had beschonken
- had beschonken
- hadden beschonken
- hadden beschonken
- hadden beschonken
o.t.t.t.
- zal beschenken
- zult beschenken
- zal beschenken
- zullen beschenken
- zullen beschenken
- zullen beschenken
o.v.t.t.
- zou beschenken
- zou beschenken
- zou beschenken
- zouden beschenken
- zouden beschenken
- zouden beschenken
diversen
- beschenk!
- beschenkt!
- beschonken
- beschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beschenken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
gift | aanleg; aardigheid; begaafdheid; bekwaamheid; cadeau; capaciteit; gave; geschenk; kado; knobbel; kundigheid; present; presentje; schenking; scherpzinnigheid; talent; verjaardagscadeau; vernuft | |
present | aardigheid; aardigheidje; cadeau; geschenk; kado; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd; present; presentje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
endow | bedelen; begiftigen; beschenken | |
gift | bedelen; begiftigen; beschenken | |
present | bedelen; begiftigen; beschenken | aanbevelen; aanbieden; aanraden; exposeren; iemand recommanderen; indienen; laten zien; naar voren brengen; nomineren; opgevoerd worden; opperen; poneren; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen; voordragen |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
present | aanwezig; eigentijds; hedendaags; huidig; modern; momenteel; present!; tegenwoordig; tijdseigen; van nu; van vandaag |