Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. namaak:
  2. namaken:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for namaak:
    • replicate, phony


Dutch

Detailed Translations for namaak from Dutch to English

namaak:

namaak [de ~ (m)] nomen

  1. de namaak (imitatie; nep; nabootsing)
    the imitation; the counterfeit; the forgery; the fake; the falsification; the adulteration
  2. de namaak

namaak adj

  1. namaak (navolging)

Translation Matrix for namaak:

NounRelated TranslationsOther Translations
adulteration imitatie; nabootsing; namaak; nep falsificatie; vervalsing
counterfeit imitatie; nabootsing; namaak; nep falsificatie; vervalsing
fake imitatie; nabootsing; namaak; nep falsificatie; vervalsing
falsification imitatie; nabootsing; namaak; nep
forgery imitatie; nabootsing; namaak; nep falsificatie; vervalsing
imitation imitatie; nabootsing; namaak; nep iemand nadoen; imitatie; nabootsing; navolging; uitbeelding; verpersonificatie; vertolking
VerbRelated TranslationsOther Translations
counterfeit falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
fake namaak; navolging nep; vervalst
imitation namaak; navolging
OtherRelated TranslationsOther Translations
industrial counterfeiting namaak

Related Words for "namaak":


Wiktionary Translations for namaak:

namaak
noun
  1. imitation
  2. that which is forged or counterfeited
  3. the act of forging, fabricating or producing falsely
  4. imitation of inferior quality
adjective
  1. intended to deceive or carry appearance of being genuine
  2. spurious, lacking genuinity of authenticity

namaak form of namaken:

namaken verb (maak na, maakt na, maakte na, maakten na, nagemaakt)

  1. namaken (vervalsen; falsificeren; kopiëren; nabootsen)
    to forge; to counterfeit; to falsify; to imitate
    • forge verb (forges, forged, forging)
    • counterfeit verb (counterfeits, counterfeited, counterfeiting)
    • falsify verb (falsifies, falsified, falsifying)
    • imitate verb (imitates, imitated, imitating)
  2. namaken (nabootsen; kopiëren)
    to imitate; to take off; to copy
    • imitate verb (imitates, imitated, imitating)
    • take off verb (takes off, took off, taking off)
    • copy verb (copies, copied, copying)

Conjugations for namaken:

o.t.t.
  1. maak na
  2. maakt na
  3. maakt na
  4. maken na
  5. maken na
  6. maken na
o.v.t.
  1. maakte na
  2. maakte na
  3. maakte na
  4. maakten na
  5. maakten na
  6. maakten na
v.t.t.
  1. heb nagemaakt
  2. hebt nagemaakt
  3. heeft nagemaakt
  4. hebben nagemaakt
  5. hebben nagemaakt
  6. hebben nagemaakt
v.v.t.
  1. had nagemaakt
  2. had nagemaakt
  3. had nagemaakt
  4. hadden nagemaakt
  5. hadden nagemaakt
  6. hadden nagemaakt
o.t.t.t.
  1. zal namaken
  2. zult namaken
  3. zal namaken
  4. zullen namaken
  5. zullen namaken
  6. zullen namaken
o.v.t.t.
  1. zou namaken
  2. zou namaken
  3. zou namaken
  4. zouden namaken
  5. zouden namaken
  6. zouden namaken
en verder
  1. is nagemaakt
  2. zijn nagemaakt
diversen
  1. maak na!
  2. maakt na!
  3. nagemaakt
  4. namakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for namaken:

NounRelated TranslationsOther Translations
copy afschrift; carbon; copie; doorslag; duplicaat; exemplaar; fotokopie; kopie; kopij; transcriptie
counterfeit falsificatie; imitatie; nabootsing; namaak; nep; vervalsing
forge smederij; smeedwerkplaats; smidse; smidshaard
VerbRelated TranslationsOther Translations
copy kopiëren; nabootsen; namaken fotokopiëren; imiteren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; nadoen; navolgen; overschrijven; reproduceren
counterfeit falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen
falsify falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen
forge falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen
imitate falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen imiteren; nabootsen; nadoen; navolgen; naäpen; opvolgen; volgen
take off kopiëren; nabootsen; namaken aanbreken; aanvangen; afdoen; afhandelen; afreizen; afsteken; afvaren; beginnen; beslechten; de hoogte ingaan; een begin nemen; heengaan; in de lucht omhoogstijgen; intreden; inzetten; omhoogkomen; ontkleden; op gang komen; opstappen; opstijgen; opvliegen; smeren; starten; stijgen; twist uit de weg ruimen; uitdoen; uitkleden; uittrekken; van start gaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren

Related Words for "namaken":


Related Definitions for "namaken":

  1. zo maken dat het op het voorbeeld lijkt1
    • zij heeft de handtekening nagemaakt1

Wiktionary Translations for namaken:

namaken
verb
  1. To produce something that appears to be official or valid