Dutch
Detailed Translations for verpanden from Dutch to English
verpanden:
Conjugations for verpanden:
o.t.t.
- verpand
- verpandt
- verpandt
- verpanden
- verpanden
- verpanden
o.v.t.
- verpandde
- verpandde
- verpandde
- verpandden
- verpandden
- verpandden
v.t.t.
- heb verpand
- hebt verpand
- heeft verpand
- hebben verpand
- hebben verpand
- hebben verpand
v.v.t.
- had verpand
- had verpand
- had verpand
- hadden verpand
- hadden verpand
- hadden verpand
o.t.t.t.
- zal verpanden
- zult verpanden
- zal verpanden
- zullen verpanden
- zullen verpanden
- zullen verpanden
o.v.t.t.
- zou verpanden
- zou verpanden
- zou verpanden
- zouden verpanden
- zouden verpanden
- zouden verpanden
diversen
- verpand!
- verpandt!
- verpand
- verpandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verpanden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
mortgage | geldlening; hypotheek; hypotheekakte; lening | |
pawn | pion | |
pledge | belofte; borg; cautie; garantie; gelofte; onderpand; pand; toezegging; waarborg; waarborging; waarborgsom | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
borrow money on | belenen; verpanden; verpatsen | |
mortgage | belenen; verpanden; verpatsen | |
pawn | belenen; verpanden; verpatsen | panden |
pledge | belenen; verpanden; verpatsen |
Wiktionary Translations for verpanden:
verpanden
verb
verpanden
-
(overgankelijk) als basis voor een lening uit handen geven
- verpanden → pawn
verb
-
to borrow against a property
-
leave with a pawnbroker as security
-
give as security for loan