Interglot - vestiging: Dutch and English Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

Dutch to English: more detail...

vestiging:
- establishment; foundation; founding; installation; colony; settlement; taking up residence
Wiktionary:
- vestiging → establishment
- vestiging → foundation, establishment, institution

Dutch

Detailed Translations for vestiging from Dutch to English

de vestiging (het stichten; stichting; oprichting; instelling)
the establishment; the foundation; the founding; the installation
- establishment [the ~] nomen
- foundation [the ~] nomen
- founding [the ~] nomen
- installation [the ~] nomen
de vestiging (kolonie)
the colony; the settlement
- colony [the ~] nomen
- settlement [the ~] nomen
de vestiging (nederzetting)
the settlement; the taking up residence
- settlement [the ~] nomen
- taking up residence [the ~] nomen
de vestiging
the establishment
- establishment [the ~] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
colony	kolonie; vestiging
establishment	het stichten; instelling; oprichting; stichting; vestiging	autoriteiten; bepaling; bestel; definiëring; determinatie; gezag; gezaghebbers; grondlegging; omschrijving; orgaan; samenstel; zintuig
foundation	het stichten; instelling; oprichting; stichting; vestiging	bouwfundament; chassis; fonds; fundament; fundering; geraamte; grondlaag; grondslag; ondergrond; onderlaag; pensioenfonds; stichting
founding	het stichten; instelling; oprichting; stichting; vestiging	grondlegging
installation	het stichten; instelling; oprichting; stichting; vestiging	affirmatie; bevestiging; installatie
settlement	kolonie; nederzetting; vestiging	afrekenen; afrekening; afspraak; akkoord; arrangement; beslechting; betalen; bijlegging; compromis; definiëring; dokken; genoegdoening; inklinking; inklinking van bout; klink; kolonisatie; nederzetting; omschrijving; overeenkomst; regeling; schikking; vereffening; vergelijk; verrekening; voldoen
taking up residence	nederzetting; vestiging

vestiging

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• vestiging	→ foundation; establishment; institution	↔ fondation — Action de fonder, de bâtir la base de quelque chose ; commencement de quelque chose de durable.