Noun | Related Translations | Other Translations |
forward
|
|
aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
forward
|
doen toekomen; iem. iets sturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; zenden
|
doorsturen; doorverbinden; doorzenden; naar voren plaatsen; nasturen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland
|
remit
|
doen toekomen; iem. iets sturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; zenden
|
deponeren; geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden; storten; uitkeren
|
send
|
doen toekomen; iem. iets sturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; zenden
|
aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; geld overmaken; leveren; opsturen; overboeken; overhandigen; overschrijven; overzenden; posten; rondbrengen; sturen; thuisbezorgen; toeleveren; toezenden; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
|
send to
|
doen toekomen; iem. iets sturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; zenden
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
forward
|
|
aanspreekbaar; beleefd; benaderbaar; beschaafd; geavanceerd; gemanierd; genaakbaar; progressief; toegankelijk; toeschietelijk; voorkomend; voort; vooruitstrevend; voorwaarts; wellevend; welopgevoed
|