Dutch
Detailed Translations for groef from Dutch to English
groef:
Translation Matrix for groef:
Related Words for "groef":
Wiktionary Translations for groef:
groef
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• groef | → slot; chamfer; groove; fluting; rifling | ↔ cannelure — Translations |
• groef | → ditch | ↔ fossé — fosse creusée pour enfermer, ou pour faire écouler les eaux |
• groef | → slot; chamfer; groove; fluting; rifling | ↔ rainure — mécanique|fr Petite entaille faite en long sur l’épaisseur d’une pièce mécanique, pour y assembler une autre pièce, ou pour servir à une coulisse. |
• groef | → furrow; wrinkle; slot; chamfer; groove; fluting; rifling | ↔ sillon — tranchée que le soc, le coutre de la charrue ouvre dans la terre qu’on laboure. |
groef form of graven:
Conjugations for graven:
o.t.t.
- graaf
- graaft
- graaft
- graven
- graven
- graven
o.v.t.
- groef
- groef
- groef
- groeven
- groeven
- groeven
v.t.t.
- heb gegraven
- hebt gegraven
- heeft gegraven
- hebben gegraven
- hebben gegraven
- hebben gegraven
v.v.t.
- had gegraven
- had gegraven
- had gegraven
- hadden gegraven
- hadden gegraven
- hadden gegraven
o.t.t.t.
- zal graven
- zult graven
- zal graven
- zullen graven
- zullen graven
- zullen graven
o.v.t.t.
- zou graven
- zou graven
- zou graven
- zouden graven
- zouden graven
- zouden graven
en verder
- is gegraven
- zijn gegraven
diversen
- graaf!
- graaft!
- gegraven
- gravend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for graven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dig | delven; graven | een por geven; omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; porren; spitten; stoten |
dig out | graven; opdelven; opgraven; scheppen | |
dig up | graven; opdelven; opgraven; scheppen | afgraven; opduikelen; opscharrelen; opsnorren; opsnuffelen; rooien; uitvissen |
excavate | graven; opdelven; opgraven; scheppen | uitgraven |
exhume | graven; opdelven; opgraven; scheppen | uitgraven |
expose | graven; opdelven; opgraven; scheppen | aanschouwelijk maken; beschikbaar maken; bloot stellen aan; blootleggen; demonstreren; onthullen; ontluiken; ontmaskeren; opbloeien; veraanschouwelijken; zich ontsluiten |
lay open | graven; opdelven; opgraven; scheppen | |
open up | graven; opdelven; opgraven; scheppen | koloniseren; ontgrendelen; ontsluiten; opendoen; opendraaien; openen; openmaken; settelen; vestigen |
unearth | graven; opdelven; opgraven; scheppen | aangetroffen worden |
groef form of groeven:
Conjugations for groeven:
o.t.t.
- groef
- groeft
- groeft
- groeven
- groeven
- groeven
o.v.t.
- groefde
- groefde
- groefde
- groefden
- groefden
- groefden
v.t.t.
- heb gegroefd
- hebt gegroefd
- heeft gegroefd
- hebben gegroefd
- hebben gegroefd
- hebben gegroefd
v.v.t.
- had gegroefd
- had gegroefd
- had gegroefd
- hadden gegroefd
- hadden gegroefd
- hadden gegroefd
o.t.t.t.
- zal groeven
- zult groeven
- zal groeven
- zullen groeven
- zullen groeven
- zullen groeven
o.v.t.t.
- zou groeven
- zou groeven
- zou groeven
- zouden groeven
- zouden groeven
- zouden groeven
en verder
- is gegroefd
- zijn gegroefd
diversen
- groef!
- groeft!
- gegroefd
- groevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de groeven (smalle uithollingen; gleuven; sleuven)
Translation Matrix for groeven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
groove | geul; gleuf; groef; groeve; inkeping; inkerving; keep; kerf; kerfsnede; kier; langwerpige uitholling; opening; sleuf; vaargeul | |
grooves | gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen | |
hollows | gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen | |
score | gelag; inkeping; inkerving; keep; kerf; muziekboek; puntentelling; score; tel; tellen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
groove | groeven; inkerven; insnijden | |
incise | groeven; inkerven; insnijden | graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen |
score | groeven; inkerven; insnijden | aantallen afstrepen; creneleren; insnijden; scoren; turven |