Dutch

Detailed Translations for kenmerk from Dutch to English

kenmerk:

kenmerk [het ~] nomen

  1. het kenmerk (karakterisering; eigenschap; karakteristiek; typering)
    the characteristic; the feature; the characterization; the character profile; the character description; the quality; the characterisation
  2. het kenmerk (karaktertrek; karakteristiek; eigenschap; stigma)
    the characteristic; the feature; the trait; the attribute; the property
  3. het kenmerk (karakteristiek; eigenschap)
    the characteristic; the feature; the hallmark
  4. het kenmerk (iemand kenmerken; kenteken; etiket)
    the identification mark; the mark; the characterizing someone
  5. het kenmerk (karaktertrek; karaktereigenschap; kwalititeit)
    the character trait; the character
  6. het kenmerk (merkteken; eigenschap; merk)
    the identifying mark; the mark; the distinctive mark; the distinguishing mark
  7. het kenmerk
    the attribute
    – An XML structural construct. A name-value pair, separated by an equals sign, included inside a tagged element that modifies certain features of the element. 1
  8. het kenmerk
    the attribute
    – A characteristic of an object. 1
  9. het kenmerk
    the attribute
    – The name or structure of a field in a database entity. For example, the LASTNAME, FIRSTNAME, and PHONE are attributes of each record in a PhoneList entity. The size of a field and the type of information it contains are also attributes of a database record. 1
  10. het kenmerk
    the attribute
    – For files, information that indicates whether a file is read-only, hidden, ready for archiving (backing up), compressed, or encrypted, and whether the file contents should be indexed for fast file searching. 1
  11. het kenmerk
    the attribute
    – A single characteristic or additional piece of information (financial or non-financial) that exists in a database. 1
  12. het kenmerk
    the attribute
    – A descriptive declaration that can be applied to programming elements such as types, fields, methods, and properties. 1

Translation Matrix for kenmerk:

NounRelated TranslationsOther Translations
attribute eigenschap; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; stigma attribuut
character karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit aard; debiel; figuur; flapdrol; geaardheid; gek; gemoed; idioot; imbeciel; inborst; individu; inslag; karakter; letter; letterteken; mafkees; mafketel; mafkikker; mentaliteit; natuur; personage; teken; type; waanzinnige; zot
character description eigenschap; karakterisering; karakteristiek; kenmerk; typering karakterbeschrijving; karakterisering; karakteromschrijving; karakterschets; karakterschildering; karaktertekening
character profile eigenschap; karakterisering; karakteristiek; kenmerk; typering karakteromschrijving
character trait karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit
characterisation eigenschap; karakterisering; karakteristiek; kenmerk; typering classificatie; karakterbeschrijving; karakterisering; karakterschets; karakterschildering; karaktertekening; kenschets; profielschets; typering
characteristic eigenschap; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; stigma; typering karaktertrekje; trekje
characterization eigenschap; karakterisering; karakteristiek; kenmerk; typering classificatie; karakterbeschrijving; karakterisering; karakterschets; karakterschildering; karaktertekening; kenschets; profielschets; typering
characterizing someone etiket; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken
distinctive mark eigenschap; kenmerk; merk; merkteken
distinguishing mark eigenschap; kenmerk; merk; merkteken
feature eigenschap; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; stigma; typering functie; gelaatstrek; karaktereigenschap; karaktertrek; karaktertrekje; rubriek; trekje
hallmark eigenschap; karakteristiek; kenmerk inktstempel; keurmerk; keurstempel; kwaliteitsmerk; stempel; waarmerk; zegel
identification mark etiket; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken brandteken; herkenningsteken
identifying mark eigenschap; kenmerk; merk; merkteken herkenningsteken
mark eigenschap; etiket; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken; merk; merkteken beoordelingscijfer; cijfer; doelschijf; herkenningsteken; kenteken; litteken; merkteken; onderscheidingsteken; punt; rapportcijfer; schietschijf; schoolcijfer
property eigenschap; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; stigma activa; baten; bezit; bezittingen; eigendom; eigenschap; goederen; have; tegoed
quality eigenschap; karakterisering; karakteristiek; kenmerk; typering bekwaamheid; capaciteit; eigenschap; geldelijk vermogen; gesteldheid; hoedanigheid; karaktereigenschap; karaktertrek; kwaliteit; motorvermogen; ter zake kundigheid; vermogen
trait eigenschap; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; stigma karaktertrekje; trekje
- eigenschap; kenteken
VerbRelated TranslationsOther Translations
attribute toeschrijven
hallmark als gangbaar erkennen; waarmerken
mark aankruisen; aanstrepen; afvinken; branden; brandmerken; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; markeren; merken; tekenen; typeren; van stigma's voorzien; vinken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
characteristic illustratief; karakteristiek; kenmerkend; kenschetsend; specifiek; tekenend; typerend; typisch
quality kwaliteits-

Related Words for "kenmerk":


Synonyms for "kenmerk":


Related Definitions for "kenmerk":

  1. wat typisch is voor iets of iemand2
    • het kenmerk van lepelaars is hun brede platte snavel2

Wiktionary Translations for kenmerk:

kenmerk kenmerk
noun
  1. lineament; feature; figure
  2. peculiarity that serves to distinguish or identify
  3. an attribute characteristic of a class of objects

Cross Translation:
FromToVia
kenmerk characteristic caractéristique — Ce qui servir à caractériser quelqu'un ou quelque chose.

kenmerk form of kenmerken:

kenmerken verb (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)

  1. kenmerken (kenschetsen; karakteriseren; typeren)
    to characterize; to characterise
    – describe or portray the character or the qualities or peculiarities of 3
    • characterize verb, amerikan (characterizes, characterized, characterizing)
      • You can characterize his behavior as that of an egotist3
      • This poem can be characterized as a lament for a dead lover3
    • characterise verb, engelsk
    to define
    – determine the essential quality of 3
    • define verb (defines, defined, defining)
    to depict; to describe
    – give a description of 3
    • depict verb (depicts, depicted, depicting)
    • describe verb (describes, described, describing)
    to mark
    • mark verb (marks, marked, marking)
  2. kenmerken (karakteriseren; tekenen; typeren; kenschetsen)
    to characterize; to characterise
    – describe or portray the character or the qualities or peculiarities of 3
    • characterize verb, amerikan (characterizes, characterized, characterizing)
      • You can characterize his behavior as that of an egotist3
      • This poem can be characterized as a lament for a dead lover3
    • characterise verb, engelsk
    to typify
    – express indirectly by an image, form, or model; be a symbol 3
    • typify verb (typifies, typified, typifying)
    to mark
    • mark verb (marks, marked, marking)

Conjugations for kenmerken:

o.t.t.
  1. kenmerk
  2. kenmerkt
  3. kenmerkt
  4. kenmerken
  5. kenmerken
  6. kenmerken
o.v.t.
  1. kenmerkte
  2. kenmerkte
  3. kenmerkte
  4. kenmerkten
  5. kenmerkten
  6. kenmerkten
v.t.t.
  1. heb gekenmerkt
  2. hebt gekenmerkt
  3. heeft gekenmerkt
  4. hebben gekenmerkt
  5. hebben gekenmerkt
  6. hebben gekenmerkt
v.v.t.
  1. had gekenmerkt
  2. had gekenmerkt
  3. had gekenmerkt
  4. hadden gekenmerkt
  5. hadden gekenmerkt
  6. hadden gekenmerkt
o.t.t.t.
  1. zal kenmerken
  2. zult kenmerken
  3. zal kenmerken
  4. zullen kenmerken
  5. zullen kenmerken
  6. zullen kenmerken
o.v.t.t.
  1. zou kenmerken
  2. zou kenmerken
  3. zou kenmerken
  4. zouden kenmerken
  5. zouden kenmerken
  6. zouden kenmerken
en verder
  1. ben gekenmerkt
  2. bent gekenmerkt
  3. is gekenmerkt
  4. zijn gekenmerkt
  5. zijn gekenmerkt
  6. zijn gekenmerkt
diversen
  1. kenmerk!
  2. kenmerkt!
  3. gekenmerkt
  4. kenmerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kenmerken:

NounRelated TranslationsOther Translations
mark beoordelingscijfer; cijfer; doelschijf; eigenschap; etiket; herkenningsteken; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken; litteken; merk; merkteken; onderscheidingsteken; punt; rapportcijfer; schietschijf; schoolcijfer
VerbRelated TranslationsOther Translations
characterise karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren
characterize karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren
define karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren aanduiden; aangeven; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; beschrijven; definiëren; iets aanwijzen; indiceren; mededelen; nader omschrijven; omlijnen; omschrijven; preciseren; uiteenzetten; verhalen; vertellen; wijzen; zeggen
depict karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren afbeelden; afschilderen; beschrijven; doen lijken; mededelen; portretteren; schilderen; tekenen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen
describe karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren afschilderen; beschrijven; doen lijken; mededelen; omschrijven; schetsen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; weergeven; zeggen
mark karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren aankruisen; aanstrepen; afvinken; branden; brandmerken; inbranden; keurmerken; markeren; merken; van stigma's voorzien; vinken
typify karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren

Related Words for "kenmerken":


Wiktionary Translations for kenmerken:

kenmerken
verb
  1. een herkenningspunt ergens van zijn

Cross Translation:
FromToVia
kenmerken mark; label; flag kennzeichnen — mit einer Markierung, einem Kennzeichen versehen
kenmerken mark; brand; earmark; flag; hallmark; label; stamp; stud; route; form; mould; mold; shape; turn zeichnen — (transitiv) etwas mit einem oder mehreren Zeichen versehen
kenmerken designate; appoint; denote; mark; motion; show; indicate; point out; demonstrate; display; manifest; suggest; connote; choose; elect; pick out; opt désigner — Traduction à trier
kenmerken denote; mark; motion; check; score marquer — Distinguer une chose d’une autre au moyen d’une marque. (Sens général).