Summary
Dutch
Detailed Translations for uitgaaf from Dutch to English
uitgaaf:
-
de uitgaaf (uitgifte; verstrekking; uitreiking; afgifte; uitdeling)
-
de uitgaaf (gelduitgave; uitgave; besteding)
-
de uitgaaf (onkosten; kosten; uitgaven; kost)
Translation Matrix for uitgaaf:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cost | kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven | kosten |
distribution | afgifte; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitreiking; verstrekking | distributie; distributiekantoor; uitstrooiing; verspreiding |
expense | besteding; gelduitgave; uitgaaf; uitgave | offer; onkosten; opoffering |
expenses | kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven | kostenpost |
granting | afgifte; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitreiking; verstrekking | akkoord; fiat; gegevensverstrekking; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming; verstrekking |
issue | afgifte; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitreiking; verstrekking | actiepunt; aflevering; editie; emissie; geval; issue; kwestie; punt; uitgave; uitgifte; uitstoot; zaak |
spending | besteding; gelduitgave; uitgaaf; uitgave | besteding |
Verb | Related Translations | Other Translations |
issue | openbaren; publiceren; uitbrengen; uitgeven | |
Other | Related Translations | Other Translations |
issue | uitkomen; uitstromen |