Summary
Dutch
Detailed Translations for terugkomen from Dutch to English
terugkomen:
-
terugkomen (terugkeren; retourneren; omkeren)
Conjugations for terugkomen:
o.t.t.
- kom terug
- komt terug
- komt terug
- komen terug
- komen terug
- komen terug
o.v.t.
- kwam terug
- kwam terug
- kwam terug
- kwamen terug
- kwamen terug
- kwamen terug
v.t.t.
- ben teruggekomen
- bent teruggekomen
- is teruggekomen
- zijn teruggekomen
- zijn teruggekomen
- zijn teruggekomen
v.v.t.
- was teruggekomen
- was teruggekomen
- was teruggekomen
- waren teruggekomen
- waren teruggekomen
- waren teruggekomen
o.t.t.t.
- zal terugkomen
- zult terugkomen
- zal terugkomen
- zullen terugkomen
- zullen terugkomen
- zullen terugkomen
o.v.t.t.
- zou terugkomen
- zou terugkomen
- zou terugkomen
- zouden terugkomen
- zouden terugkomen
- zouden terugkomen
diversen
- kom terug!
- komt terug!
- teruggekomen
- terugkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for terugkomen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
return | baat; contraprestatie; gewin; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; rentabiliteit; retour; return; tegendienst; tegenprestatie; teruggave; terugkeer; terugkomst; terugreis; terugwedstrijd; thuiskomst; uitkomst; voortbrengsel; wederdienst; weergave; winst | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
backpedal | omkeren; retourneren; terugkeren; terugkomen | |
backtrack | omkeren; retourneren; terugkeren; terugkomen | retourneren; terugkeren |
return | omkeren; retourneren; terugkeren; terugkomen | dateren; keren; omkeren; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggaan; teruggeven; teruggooien; teruggrijpen; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; wederkeren; weerkeren |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
return | achteruit; achterwaarts; naar achter; naar achteren; rugwaarts; terug |
Antonyms for "terugkomen":
Related Definitions for "terugkomen":
Wiktionary Translations for terugkomen:
terugkomen
verb
terugkomen
-
opnieuw naar een plaats komen waar men eerder geweest is
- terugkomen → return
verb
-
(intransitive) To return to a place
-
to come back after some period of time, or at regular intervals