Noun | Related Translations | Other Translations |
straight
|
|
pokerterm voor straat; straat
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
clear
|
|
afdekken; afruimen; banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; wissen; zuiveren
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
blatant
|
gewoonweg; klinkklaar; puur; regelrecht; ronduit
|
hard; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidruchtig; opzichtig; protserig; rumoerig; schreeuwerig
|
perpendicular
|
direct; linea recta; rechtstreeks; regelrecht
|
kaarsrecht; lijnrecht; loodrecht; recht; rechtstandig; verticaal
|
plain
|
|
vlakte
|
Adverb | Related Translations | Other Translations |
directly
|
direct; duidelijk; linea recta; recht door zee; rechtstreeks; regelrecht
|
dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
clear
|
direct; duidelijk; recht door zee; regelrecht
|
aanschouwelijk; af; afgedaan; afgelopen; begrijpelijk; bevattelijk; blank; bleek; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; duidelijk klinkend; fideel; flagrant; fleurig; geestig; gereed; geëindigd; helder; helderklinkend; herkenbaar; inzichtelijk; jolig; klaar; klaar als een klontje; klare; kleurig; kleurloos; kwiek; levendig; loos; lustig; monter; onbewolkt; ongekleurd; onmiskenbaar; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; over; overduidelijk; transparant; uit; uitgelaten; verhelderend; verstaanbaar; voltooid; voorbij; vrij; vrolijk; wakker; welgemoed; zo klaar als een klontje; zonder taak; zonneklaar; zonnig
|
downright
|
gewoonweg; klinkklaar; puur; regelrecht; ronduit
|
gewoonweg; klinkklaar; rechttoe
|
plain
|
gewoonweg; klinkklaar; puur; regelrecht; ronduit
|
alledaags; blank; cru; direct; eenvoudig; effen; gewoon; lelijk; lelijk uitziend; niets bijzonders; onbewimpeld; ongelakt; ongezouten; onknap; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; ordinair; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk; van één kleur; vrij; vrijelijk; vrijuit; wit; wit van huidskleur
|
sheer
|
gewoonweg; klinkklaar; puur; regelrecht; ronduit
|
|
straight
|
direct; linea recta; rechtstreeks; regelrecht
|
cru; direct; directe; echt; eerlijk; gewoonweg; gulweg; kaarsrecht; klinkklaar; lijnrecht; loodrecht; menens; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; open; openhartig; openlijk; oprecht; puur; recht; rechtdoorzee; rechttoe; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijuit; zuiver
|