Dutch

Detailed Translations for levendigheid from Dutch to English

levendigheid:

levendigheid [de ~ (v)] nomen

  1. de levendigheid (beweeglijkheid)
    the agility; the liveliness; the mobility
  2. de levendigheid (drukte; vrolijkheid; opgewektheid)
    the liveliness; the vivacity
  3. de levendigheid
    the liveliness; the animation
    – general activity and motion 1

Translation Matrix for levendigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
agility beweeglijkheid; levendigheid behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc; wendbaarheid
animation levendigheid animatie
liveliness beweeglijkheid; drukte; levendigheid; opgewektheid; vrolijkheid beweeglijkheid; ongedurigheid; temperament; vurigheid
mobility beweeglijkheid; levendigheid mobiliteit
vivacity drukte; levendigheid; opgewektheid; vrolijkheid temperament; vurigheid

Related Words for "levendigheid":


Wiktionary Translations for levendigheid:

levendigheid
noun
  1. the quality of being lively
  2. courage; spirit; mettle; determination

levendigheid form of levendig:

levendig adj

  1. levendig (geagiteerd; verhit)
  2. levendig (vrolijk; blijmoedig; opgetogen; )
    bright
    – characterized by happiness or gladness 1
    • bright adj
      • bright faces1
      • all the world seems bright and gay1
  3. levendig (monter; vrolijk; levenslustig; )
  4. levendig (beweeglijk; dynamisch; actief; energiek)
  5. levendig (energiek; vief; vol fut; geanimeerd)

Translation Matrix for levendig:

NounRelated TranslationsOther Translations
active actieve vorm; activum; bedrijvende vorm
amusing amuseren; vermaken
gay flikker; homo; mietje; nicht; poot
lively pittigheid
safe bewaarkluis; brandkast; kluis; safe
VerbRelated TranslationsOther Translations
clear afdekken; afruimen; banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; wissen; zuiveren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
active actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig actief; arbeidend; arbeidzaam; bedrijvig; bezig; druk; nijver; werkend; werkzaam
agile geagiteerd; levendig; verhit alert; oplettend; rap; snel; uitgeslapen; vlot; vlug; wakker
agitated geagiteerd; levendig; verhit gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig
amusing blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig amusant; onderhoudend; uiig; vermakelijk
animated blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig druk; drukpratend; geanimeerd
aroused geagiteerd; levendig; verhit
attentive blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig aandachtig; alert; behulpzaam; belangstellend; bereidwillig; gedienstig; geïnteresseerd; hoede; inschikkelijk; oplettend; opmerkzaam; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
brisk blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk alert; beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig; oplettend; rap; snel; uitgeslapen; vlot; vlug; wakker
buoyant blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
bustling blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk goed geluimd; welgestemd
cheerful blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blijmoedig; bloeiend; fleurig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; kleurig; kleurrijk; opgetogen; opgewekt; vreugdevol; vrolijk; welgemoed; welgestemd
colorful blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bloeiend; bont; bontgekleurd; fleurig; gekleurd; hooggekleurd; kakelbont; kleurig; kleurrijk; veelkleurig
colourful blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bloeiend; bont; bontgekleurd; fleurig; gekleurd; hooggekleurd; kakelbont; kleurig; kleurrijk; veelkleurig
dependable blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bedrijfszeker
dynamic actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig
eager blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig begerig; bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig; gretig; happig
eagre blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig begerig; bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig; gretig; happig
enchanted blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig betoverd
energetic actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut daadkrachtig; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; krachtdadig; krachtig; sterk; vol energie; voortvarend
enthusiastic blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig; gloedvol
excited geagiteerd; levendig; verhit geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden
festive blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig feestelijk
funny blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig achterlijk; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; grappig; humoristisch; humoristische; idioot; idioterig; kluchtig; koddig; komiek; komisch; krankjorum; krankzinnig; leuk; leuke; leukjes; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; ongemeen; ongewoon; raar; schaars; stupide; typisch; uiig; uitheems; uitzonderlijk; uniek; vreemd; vreemdsoortig; zelden; zeldzaam; zonderling; zot
gay blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijgestemd; blijmoedig; frivool; goed geluimd; homo; homofiel; homoseksueel; hups; lichtzinnig; losbandig; opgetogen; opgewekt; vreugdevol; vrolijk; welgestemd; wuft
happy blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijgestemd; blijmoedig; goed geluimd; heugelijk; heuglijk; opgetogen; opgewekt; verblijd; verblijdend; verheugd; vrolijk; welgestemd
heated geagiteerd; levendig; verhit fel; geil; heet; heftig; hevig; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden; verhit; verwoed; vurig
high-spirited blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
joyful blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blijmoedig; heugelijk; heuglijk; opgewekt; verblijdend
joyous blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
lively actief; beweeglijk; blij; blijmoedig; dartel; dynamisch; energiek; geanimeerd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vief; vol fut; vrolijk daadkrachtig; dynamisch; energiek; spiritueus
merry blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijgestemd; blijmoedig; goed geluimd; jolig; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; welgestemd
mystified blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
neat blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig behendig; bekwaam; decent; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; handig; keurig; kies; kundig; manierlijk; netjes; opgeruimd; ordelijk; ordelijk gemaakt; proper; rap; respectabel; schoon; sec; snel; vaardig; vlot; vlug; welvoeglijk; zindelijk
passionate blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bezetene; fanatieke; fel; fervent; gepassioneerd; hartstochtelijk; heetbloedig; heftig; hevig; met hevige passie; stormachtig; temperamentvol; verwoed; vurig; warmbloedig
pleasant blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig aangenaam; behaaglijk; fijn; genietbaar; genoeglijk; geschikt; gezellig; heugelijk; heuglijk; jofel; knus; lekker; leuk; onderhoudend; plezant; plezierig; prettig; sfeervol; sociabel; te genieten; tof; verblijdend
reliable blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig aannemelijk; acceptabel; bedrijfszeker; betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; gedegen; geloofwaardig; plausibel; van goede hoedanigheid; waarschijnlijk
safe blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig veilig
spirited energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut spiritueus
sprightly blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
sunny blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig

Related Words for "levendig":

  • levendigheid, levendiger, levendigere, levendigst, levendigste, levendige

Antonyms for "levendig":


Related Definitions for "levendig":

  1. beweeglijk, druk en opgewekt2
    • hij zat levendig te praten2

Wiktionary Translations for levendig:

levendig
adjective
  1. vol opgewekte drukte
levendig
adjective
  1. full of life
  2. lively; brisk; frolicsome
  3. full of liveliness and activity
  4. vivid
  5. in a state of action
  6. lively or enthusiastic
  7. lively
  8. Lively and vigorous
  9. bright, intense or colourful

Cross Translation:
FromToVia
levendig active; alert; brisk; keen; adroit; lively; sprightly; spirited; vigorous; perky; spry; in action; assets actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir.
levendig lurid; acrid; acrimonious; poignant; waspish; acute; perky; vivacious; alert; brisk; adroit; sprightly; vigorous; spry; active vif — Qui est en vie.
levendig vigilant vigilant — Qui veille avec attention.
levendig living; alive; animated vivant — Qui douer de vie.