Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kalf:
  2. kalven:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kalf from Dutch to English

kalf:

kalf [het ~] nomen

  1. het kalf
    the calf; the veal
  2. het kalf
    the calf
    • calf [the ~] nomen

Translation Matrix for kalf:

NounRelated TranslationsOther Translations
calf kalf deel van het onderbeen; kalfsleder; kalfsvel; kalfsvlees; kuit
veal kalf kalfsvlees

Related Words for "kalf":


Wiktionary Translations for kalf:

kalf
noun
  1. young elephant, seal or whale (also used of some other animals)
  2. young cow or bull

Cross Translation:
FromToVia
kalf calf veau — Petit de la vache

kalf form of kalven:

kalven verb (kalf, kalft, kalfde, kalfden, gekalfd)

  1. kalven (kalveren werpen)
    to calve
    • calve verb (calves, calved, calving)

Conjugations for kalven:

o.t.t.
  1. kalf
  2. kalft
  3. kalft
  4. kalven
  5. kalven
  6. kalven
o.v.t.
  1. kalfde
  2. kalfde
  3. kalfde
  4. kalfden
  5. kalfden
  6. kalfden
v.t.t.
  1. heb gekalfd
  2. hebt gekalfd
  3. heeft gekalfd
  4. hebben gekalfd
  5. hebben gekalfd
  6. hebben gekalfd
v.v.t.
  1. had gekalfd
  2. had gekalfd
  3. had gekalfd
  4. hadden gekalfd
  5. hadden gekalfd
  6. hadden gekalfd
o.t.t.t.
  1. zal kalven
  2. zult kalven
  3. zal kalven
  4. zullen kalven
  5. zullen kalven
  6. zullen kalven
o.v.t.t.
  1. zou kalven
  2. zou kalven
  3. zou kalven
  4. zouden kalven
  5. zouden kalven
  6. zouden kalven
diversen
  1. kalf!
  2. kalft!
  3. gekalfd
  4. kalvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kalven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
calve kalven; kalveren werpen baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen

Related Words for "kalven":


Wiktionary Translations for kalven:

kalven
verb
  1. -