Dutch
Detailed Translations for neerkomen from Dutch to English
neerkomen:
-
neerkomen (terechtkomen; landen; op de grond komen)
-
neerkomen (neerdalen; afdalen; landen; naar beneden komen; naar beneden dalen; omlaagkomen)
Conjugations for neerkomen:
o.t.t.
- kom neer
- komt neer
- komt neer
- komen neer
- komen neer
- komen neer
o.v.t.
- kwam neer
- kwam neer
- kwam neer
- kwamen neer
- kwamen neer
- kwamen neer
v.t.t.
- ben neergekomen
- bent neergekomen
- is neergekomen
- zijn neergekomen
- zijn neergekomen
- zijn neergekomen
v.v.t.
- was neergekomen
- was neergekomen
- was neergekomen
- waren neergekomen
- waren neergekomen
- waren neergekomen
o.t.t.t.
- zal neerkomen
- zult neerkomen
- zal neerkomen
- zullen neerkomen
- zullen neerkomen
- zullen neerkomen
o.v.t.t.
- zou neerkomen
- zou neerkomen
- zou neerkomen
- zouden neerkomen
- zouden neerkomen
- zouden neerkomen
diversen
- kom neer!
- komt neer!
- neergekomen
- neerkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for neerkomen:
Wiktionary Translations for neerkomen:
neerkomen
verb
-
uiteindelijk betekenen, kortom betekenen
- neerkomen → come down to; boil down