Summary
Dutch
Detailed Translations for snikken from Dutch to English
snikken:
Conjugations for snikken:
o.t.t.
- snik
- snikt
- snikt
- snikken
- snikken
- snikken
o.v.t.
- snikte
- snikte
- snikte
- snikten
- snikten
- snikten
v.t.t.
- heb gesnikt
- hebt gesnikt
- heeft gesnikt
- hebben gesnikt
- hebben gesnikt
- hebben gesnikt
v.v.t.
- had gesnikt
- had gesnikt
- had gesnikt
- hadden gesnikt
- hadden gesnikt
- hadden gesnikt
o.t.t.t.
- zal snikken
- zult snikken
- zal snikken
- zullen snikken
- zullen snikken
- zullen snikken
o.v.t.t.
- zou snikken
- zou snikken
- zou snikken
- zouden snikken
- zouden snikken
- zouden snikken
en verder
- ben gesnikt
- bent gesnikt
- is gesnikt
- zijn gesnikt
- zijn gesnikt
- zijn gesnikt
diversen
- snik!
- snikt!
- gesnikt
- snikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for snikken:
Related Words for "snikken":
snikken form of snik:
Translation Matrix for snik:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sob | jank; snik | |
whine | jank; snik | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
sob | huilen; janken; snikken; wenen | |
whine | brullen; dreinen; drenzen; dwingend huilen; emmeren; gillen; grienen; huilen; janken; jengelen; kermen; snikken; snotteren; temen; zemelen |
Related Words for "snik":
Related Definitions for "snik":
Wiktionary Translations for snik:
snik
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• snik | → howl; hiccup | ↔ sanglot — (term, surtout au pluriel) soupir redoubler, spasme de la poitrine qui, contracter par la douleur, laisse échapper des sons entrecouper. |
• snik | → strangulation | ↔ strangulation — action d’étrangler, étranglement. Cela peut être une méthode d'exécution. |