Dutch
Detailed Translations for stroop from Dutch to English
stroop:
-
de stroop (melasse; suikerstroop; siroop)
Translation Matrix for stroop:
Noun | Related Translations | Other Translations |
molasses | melasse; siroop; stroop; suikerstroop | melasse |
sirup | siroop; stroop; stroopje | |
syrup | siroop; stroop; stroopje | siroop |
treacle | melasse; siroop; stroop; suikerstroop |
Related Words for "stroop":
Wiktionary Translations for stroop:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stroop | → syrup | ↔ sirop — liquide formé d’une dissolution de sucre, à laquelle on ajoute parfois le suc de certains fruits, herbes ou fleurs (ou, exceptionnellement, d'une autre base), et qu’on fait cuire jusqu’à une certaine consistance., |
stropen:
Conjugations for stropen:
o.t.t.
- stroop
- stroopt
- stroopt
- stropen
- stropen
- stropen
o.v.t.
- stroopte
- stroopte
- stroopte
- stroopten
- stroopten
- stroopten
v.t.t.
- heb gestroopt
- hebt gestroopt
- heeft gestroopt
- hebben gestroopt
- hebben gestroopt
- hebben gestroopt
v.v.t.
- had gestroopt
- had gestroopt
- had gestroopt
- hadden gestroopt
- hadden gestroopt
- hadden gestroopt
o.t.t.t.
- zal stropen
- zult stropen
- zal stropen
- zullen stropen
- zullen stropen
- zullen stropen
o.v.t.t.
- zou stropen
- zou stropen
- zou stropen
- zouden stropen
- zouden stropen
- zouden stropen
en verder
- ben gestroopt
- bent gestroopt
- is gestroopt
- zijn gestroopt
- zijn gestroopt
- zijn gestroopt
diversen
- stroop!
- stroopt!
- gestroopt
- stropend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stropen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bone | been; bot; het binnenste van iets; kluif; ledemaat; merg | |
graze | krab; krabwond; kras; ontvellen; ontvelling; schaafwond; schampschot; schram; schrammetje | |
skin | hachje; huid; peul; schil; vel; weergave | |
strip | band; banderol; reepje; strook | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bone | afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen | |
debark | ontvellen; stropen | aan land gaan; aan wal gaan; debarkeren; ontschepen |
flay | afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen | |
fleece | ontvellen; stropen | uitplunderen; uitschudden |
graze | ontvellen; stropen | afgrazen; graseten; grazen; schampen; weiden |
poach | afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen | |
skin | afhalen; afstropen; ontvellen; stropen; uitbenen; villen | afschaven; jassen; pellen; schillen; vervellen; weergave toepassen |
strip | ontvellen; stropen | beroven; bloot leggen; ontbloten; ontdoen; ontdoen van; strippen; uitbuiten; uitplunderen; uitschudden |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
bone | benen |
Related Words for "stropen":
Related Definitions for "stropen":
Wiktionary Translations for stropen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stropen | → steal; abstract; nick; purloin; peel; shell; skin; deprive; deprive … of; despoil; clear; starve; strip; bare; discover; uncover; detect; expose | ↔ dépouiller — Traductions à trier suivant le sens |
• stropen | → ravish; charm; bewitch; dazzle; fascinate; thrill; delight; plunder; rob; loot; kidnap; abduct; steal | ↔ ravir — enlever de force, emporter avec violence. |