Dutch
Detailed Translations for troost from Dutch to English
troost:
-
de troost (troosting; vertroosting)
Translation Matrix for troost:
Noun | Related Translations | Other Translations |
comfort | troost; troosting; vertroosting | behaaglijkheid; bemoediging; comfort; gerief; geriefelijkheid; gerieflijkheid; opmontering; soelaas; vertroosting |
consolation | troost; troosting; vertroosting | bemoediging; opmontering; stimulering; vertroosting |
solace | troost; troosting; vertroosting | soelaas; solaas |
Verb | Related Translations | Other Translations |
comfort | bemoedigen; blij maken; ondersteunen; opbeuren; opfleuren; opmonteren; troosten; verkwikken; vertroosten; vrolijker worden | |
solace | bemoedigen; opbeuren |
Related Words for "troost":
Wiktionary Translations for troost:
troost form of troosten:
-
troosten (ondersteunen; bemoedigen; vertroosten; opbeuren)
-
troosten (zijn heil zoeken in; sterken; laven)
Conjugations for troosten:
o.t.t.
- troost
- troost
- troost
- troosten
- troosten
- troosten
o.v.t.
- troostte
- troostte
- troostte
- troostten
- troostten
- troostten
v.t.t.
- heb getroost
- hebt getroost
- heeft getroost
- hebben getroost
- hebben getroost
- hebben getroost
v.v.t.
- had getroost
- had getroost
- had getroost
- hadden getroost
- hadden getroost
- hadden getroost
o.t.t.t.
- zal troosten
- zult troosten
- zal troosten
- zullen troosten
- zullen troosten
- zullen troosten
o.v.t.t.
- zou troosten
- zou troosten
- zou troosten
- zouden troosten
- zouden troosten
- zouden troosten
en verder
- ben getroost
- bent getroost
- is getroost
- zijn getroost
- zijn getroost
- zijn getroost
diversen
- troost!
- troostt!
- getroost
- troostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for troosten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
comfort | behaaglijkheid; bemoediging; comfort; gerief; geriefelijkheid; gerieflijkheid; opmontering; soelaas; troost; troosting; vertroosting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
comfort | bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten | bemoedigen; blij maken; opbeuren; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden |
seek refuge in | laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in |