Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kleur:
  2. kleuren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kleur from Dutch to English

kleur:

kleur [de ~] nomen

  1. de kleur (toon; tint; kleurtje)
    the colour; the tint; the shade; the tincture; the color

Translation Matrix for kleur:

NounRelated TranslationsOther Translations
color kleur; kleurtje; tint; toon kleuring; kleurstof; pigment
colour kleur; kleurtje; tint; toon kleuring; kleurstof; pigment
shade kleur; kleurtje; tint; toon donkere tint; kleurnuance; kleurschakering; lampenkap; lommer; nuance; schaduw; tint
tincture kleur; kleurtje; tint; toon kleuring; tinctuur
tint kleur; kleurtje; tint; toon kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint
VerbRelated TranslationsOther Translations
color inkleuren
colour inkleuren
shade arceren; beschaduwen
tint kleuren; tinten

Related Words for "kleur":


Related Definitions for "kleur":

  1. zwart, wit, geel, rood, blauw of een mengsel daarvan1
    • welke kleur hebben die gordijnen?1

Wiktionary Translations for kleur:

kleur
noun
  1. het onderscheid dat gemaakt wordt op basis van het verschil in golflengte van licht
kleur
noun
  1. appearance of the skin on the face
  2. interest, especially in a selective area
  3. any of the standard dark tinctures used in a coat of arms
  4. particular set of the visible spectrum
  5. spectral composition of visible light
  6. human skin tone, especially as an indicator of race or ethnicity
  7. hue as opposed to achromatic colours
  8. standard or banner (colours)
  9. card games: set of cards distinguished by color and emblems
verb
  1. become red through increased blood flow

Cross Translation:
FromToVia
kleur colour; color Farbe — ein bestimmter Abschnitt des sichtbaren Lichts im Spektrum
kleur colour; color couleur — Caractéristique de la lumière
kleur hue; nuance; shade; tint; slant; colour; dye teinte — peinture|fr nuance de couleur.

kleuren:

kleuren [de ~] nomen, plural

  1. de kleuren
    the colours; the colors

kleuren verb (kleur, kleurt, kleurde, kleurden, gekleurd)

  1. kleuren (tinten)
    to tint
    • tint verb (tints, tinted, tinting)
  2. kleuren (blozen; gloeien; rood worden)
    to blush; to flush; to glow; to turn red
    • blush verb (blushs, blushed, blushing)
    • flush verb (flushes, flushed, flushing)
    • glow verb (glows, glowed, glowing)
    • turn red verb (turns red, turned red, turning red)

Conjugations for kleuren:

o.t.t.
  1. kleur
  2. kleurt
  3. kleurt
  4. kleuren
  5. kleuren
  6. kleuren
o.v.t.
  1. kleurde
  2. kleurde
  3. kleurde
  4. kleurden
  5. kleurden
  6. kleurden
v.t.t.
  1. heb gekleurd
  2. hebt gekleurd
  3. heeft gekleurd
  4. hebben gekleurd
  5. hebben gekleurd
  6. hebben gekleurd
v.v.t.
  1. had gekleurd
  2. had gekleurd
  3. had gekleurd
  4. hadden gekleurd
  5. hadden gekleurd
  6. hadden gekleurd
o.t.t.t.
  1. zal kleuren
  2. zult kleuren
  3. zal kleuren
  4. zullen kleuren
  5. zullen kleuren
  6. zullen kleuren
o.v.t.t.
  1. zou kleuren
  2. zou kleuren
  3. zou kleuren
  4. zouden kleuren
  5. zouden kleuren
  6. zouden kleuren
en verder
  1. ben gekleurd
  2. bent gekleurd
  3. is gekleurd
  4. zijn gekleurd
  5. zijn gekleurd
  6. zijn gekleurd
diversen
  1. kleur!
  2. kleurt!
  3. gekleurd
  4. kleurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kleuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
blush blos; blozen; roodheid
colors kleuren kleurtjes; tinten
colours kleuren kleurtjes; tinten
flush blos; blozen; opvlieging; roodheid; spoeling; vapeur
glow glans; glanzen; glimmen; gloed; gloeiing; schijn; schijnsel; straling
tint kleur; kleurnuance; kleurschakering; kleurtje; nuance; tint; toon
VerbRelated TranslationsOther Translations
blush blozen; gloeien; kleuren; rood worden
flush blozen; gloeien; kleuren; rood worden bakstenen voegen; doorspoelen; doortrekken; spoelen; voegen; wegspoelen
glow blozen; gloeien; kleuren; rood worden
tint kleuren; tinten
turn red blozen; gloeien; kleuren; rood worden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
flush goed bij kas

Related Words for "kleuren":


Wiktionary Translations for kleuren:

kleuren
verb
  1. van kleur voorzien met potloden, stiften, wasko etc.
kleuren
verb
  1. to make dark(er) in colour
  2. affect without completely changing
  3. become red through increased blood flow
  4. draw using crayons
  5. give something color
  6. To add color or pigment
  7. include colorful language

Cross Translation:
FromToVia
kleuren colour; color colorerrevêtir de telle ou telle couleur.
kleuren standard; banner; flag; colours; ensign drapeaupièce d’étoffe qu’on attacher à une espèce de lance, de manière qu’elle pouvoir se déployer et flotter au vent, et qui sert à donner un signal, à indiquer un point de ralliement, à distinguer la nation ou le groupement d’individus qui l’[
kleuren redden; blush rougir — trans|fr rendre rouge ; peindre ou teindre en rouge.

Related Translations for kleur