Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ontgroeien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontgroeien from Dutch to English

ontgroeien:

ontgroeien verb (ontgroei, ontgroeit, ontgroeide, ontgroeiden, ontgroeid)

  1. ontgroeien
    to outgrow; to grow into; to blossom; to bloom
    • outgrow verb (outgrows, outgrew, outgrowing)
    • grow into verb (grows into, grew into, growing into)
    • blossom verb (blossoms, blossomed, blossoming)
    • bloom verb (blooms, bloomed, blooming)

Conjugations for ontgroeien:

o.t.t.
  1. ontgroei
  2. ontgroeit
  3. ontgroeit
  4. ontgroeien
  5. ontgroeien
  6. ontgroeien
o.v.t.
  1. ontgroeide
  2. ontgroeide
  3. ontgroeide
  4. ontgroeiden
  5. ontgroeiden
  6. ontgroeiden
v.t.t.
  1. ben ontgroeid
  2. bent ontgroeid
  3. is ontgroeid
  4. zijn ontgroeid
  5. zijn ontgroeid
  6. zijn ontgroeid
v.v.t.
  1. was ontgroeid
  2. was ontgroeid
  3. was ontgroeid
  4. waren ontgroeid
  5. waren ontgroeid
  6. waren ontgroeid
o.t.t.t.
  1. zal ontgroeien
  2. zult ontgroeien
  3. zal ontgroeien
  4. zullen ontgroeien
  5. zullen ontgroeien
  6. zullen ontgroeien
o.v.t.t.
  1. zou ontgroeien
  2. zou ontgroeien
  3. zou ontgroeien
  4. zouden ontgroeien
  5. zouden ontgroeien
  6. zouden ontgroeien
diversen
  1. ontgroei!
  2. ontgroeit!
  3. ontgroeid
  4. ontgroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontgroeien:

NounRelated TranslationsOther Translations
blossom bloei; bloeiperiode; bloesem; opbloei; tot bloei komen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bloom ontgroeien bloeien; floreren; goed lopen; ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot hoogconjunctuur komen; tot volle wasdom komen
blossom ontgroeien bloeien; ontplooien; ontwikkelen; tot hoogconjunctuur komen; tot wasdom komen; uitgroeien
grow into ontgroeien ingroeien; uitwassen
outgrow ontgroeien uitwassen

Wiktionary Translations for ontgroeien:

ontgroeien
verb
  1. to become too big or mature for some purpose
  2. to leave an object, belief, habit ... behind as one grows
  3. to grow faster or taller than someone or something else