Noun | Related Translations | Other Translations |
answer
|
antwoord; oplossing; uitkomst
|
antwoord; beantwoording; bescheid; reactie; rekenopgave; rekensom; repliek; retort; weerwoord
|
benefit
|
oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel
|
baat; benefiet; benefietvoorstelling; geruststelling; gewin; nut; opluchting; profijt; sociale bijstand; verademing; vergoeding; voordeeltje; waarde; winst
|
gain
|
oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel
|
aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; baat; boodschap; gewin; koop; profijt; winst
|
output
|
oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel
|
baat; gewin; oogst; opbrengst van een gewas; profijt; uitvoer; winst
|
profit
|
oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel
|
aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; baat; boodschap; gewin; koop; nut; profijt; voordeeltje; waarde; winst; winstsaldo
|
resolution
|
antwoord; oplossing; uitkomst
|
beslistheid; fermheid; gedecideerdheid; kordaatheid; pertinentie; resolutie; standvastigheid; stelligheid; vastberadenheid; vastbeslotenheid
|
result
|
afloop; resultaat; uitkomst
|
climax; conclusie; consequentie; effect; eindsom; gevolg; gevolgtrekking; hoogtepunt; rekenopgave; rekensom; resultaat; slotsom; uitvloeisel; voortvloeisel
|
return
|
oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel
|
baat; contraprestatie; gewin; profijt; rentabiliteit; retour; return; tegendienst; tegenprestatie; teruggave; terugkeer; terugkomst; terugreis; terugwedstrijd; thuiskomst; wederdienst; weergave; winst
|
solution
|
antwoord; oplossing; uitkomst
|
bandenplaklijm; oplossing; solutie
|
yield
|
oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel
|
baat; gewin; oogst; opbrengst van een gewas; profijt; rentabiliteit; winst
|
-
|
opbrengst; resultaat
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
answer
|
|
antwoorden; beantwoorden; reageren; responderen
|
gain
|
|
aankomen; behalen; dikker worden; gewinnen; inhalen; inlopen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verkrijgen; verwerven; winnen; zwaarder worden
|
result
|
|
voortvloeien uit
|
return
|
|
dateren; keren; omkeren; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggaan; teruggeven; teruggooien; teruggrijpen; terugkeren; terugkomen; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; wederkeren; weerkeren
|
yield
|
|
afstaan; akkoord gaan; instemmen; overgeven
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
return
|
|
achteruit; achterwaarts; naar achter; naar achteren; rugwaarts; terug
|