Summary
Dutch to English: more detail...
- vrijgevochten:
- vrijvechten:
-
Wiktionary:
- vrijgevochten → licentious
Dutch
Detailed Translations for vrijgevochten from Dutch to English
vrijgevochten:
-
vrijgevochten
unrestrained; uncurbed; unfettered; unruly; undisciplined; without discipline-
unrestrained adj
-
uncurbed adj
-
unfettered adj
-
unruly adj
-
undisciplined adj
-
Translation Matrix for vrijgevochten:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
uncurbed | vrijgevochten | ongedisciplineerd |
undisciplined | vrijgevochten | bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; ongedisciplineerd; verwilderd; vrij |
unfettered | vrijgevochten | bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij |
unrestrained | vrijgevochten | bandeloos; losbandig; niet terughoudend; ongebonden; ongebreideld; ongeremd; vrij |
unruly | vrijgevochten | bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; onhandelbaar; tegendraads; vrij |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
without discipline | vrijgevochten | ongedisciplineerd |
Related Words for "vrijgevochten":
Wiktionary Translations for vrijgevochten:
vrijgevochten
adjective
-
disregard for accepted rules
vrijgevochten form of vrijvechten:
-
vrijvechten (vrijmaken; bevrijden; emanciperen; verlossen; banen)
Conjugations for vrijvechten:
o.t.t.
- vecht vrij
- vecht vrij
- vecht vrij
- vechten vrij
- vechten vrij
- vechten vrij
o.v.t.
- vocht vrij
- vocht vrij
- vocht vrij
- vochten vrij
- vochten vrij
- vochten vrij
v.t.t.
- heb vrijgevochten
- hebt vrijgevochten
- heeft vrijgevochten
- hebben vrijgevochten
- hebben vrijgevochten
- hebben vrijgevochten
v.v.t.
- had vrijgevochten
- had vrijgevochten
- had vrijgevochten
- hadden vrijgevochten
- hadden vrijgevochten
- hadden vrijgevochten
o.t.t.t.
- zal vrijvechten
- zult vrijvechten
- zal vrijvechten
- zullen vrijvechten
- zullen vrijvechten
- zullen vrijvechten
o.v.t.t.
- zou vrijvechten
- zou vrijvechten
- zou vrijvechten
- zouden vrijvechten
- zouden vrijvechten
- zouden vrijvechten
diversen
- vecht vrij!
- vecht vrij!
- vrijgevochten
- vrijvechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze