Dutch
Detailed Translations for overhevelen from Dutch to English
overhevelen:
-
overhevelen (overtappen)
Conjugations for overhevelen:
o.t.t.
- hevel over
- hevelt over
- hevelt over
- hevelen over
- hevelen over
- hevelen over
o.v.t.
- hevelde over
- hevelde over
- hevelde over
- hevelden over
- hevelden over
- hevelden over
v.t.t.
- heb overgeheveld
- hebt overgeheveld
- heeft overgeheveld
- hebben overgeheveld
- hebben overgeheveld
- hebben overgeheveld
v.v.t.
- had overgeheveld
- had overgeheveld
- had overgeheveld
- hadden overgeheveld
- hadden overgeheveld
- hadden overgeheveld
o.t.t.t.
- zal overhevelen
- zult overhevelen
- zal overhevelen
- zullen overhevelen
- zullen overhevelen
- zullen overhevelen
o.v.t.t.
- zou overhevelen
- zou overhevelen
- zou overhevelen
- zouden overhevelen
- zouden overhevelen
- zouden overhevelen
en verder
- ben overgeheveld
- bent overgeheveld
- is overgeheveld
- zijn overgeheveld
- zijn overgeheveld
- zijn overgeheveld
diversen
- hevel over!
- hevelt over!
- overgeheveld
- overhevelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overhevelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rack | heugelstang; latwerk; pijnbank; rek; stellage; stelling | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
rack | overhevelen; overtappen | aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen |
Wiktionary Translations for overhevelen:
overhevelen
Cross Translation:
verb
-
pay
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overhevelen | → transfer | ↔ transférer — transporter, porter quelque chose d’un lieu à un autre, faire passer d’un lieu à un autre. |