Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overhevelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overhevelen from Dutch to English

overhevelen:

overhevelen verb (hevel over, hevelt over, hevelde over, hevelden over, overgeheveld)

  1. overhevelen (overtappen)
    to rack
    • rack verb (racks, racked, racking)

Conjugations for overhevelen:

o.t.t.
  1. hevel over
  2. hevelt over
  3. hevelt over
  4. hevelen over
  5. hevelen over
  6. hevelen over
o.v.t.
  1. hevelde over
  2. hevelde over
  3. hevelde over
  4. hevelden over
  5. hevelden over
  6. hevelden over
v.t.t.
  1. heb overgeheveld
  2. hebt overgeheveld
  3. heeft overgeheveld
  4. hebben overgeheveld
  5. hebben overgeheveld
  6. hebben overgeheveld
v.v.t.
  1. had overgeheveld
  2. had overgeheveld
  3. had overgeheveld
  4. hadden overgeheveld
  5. hadden overgeheveld
  6. hadden overgeheveld
o.t.t.t.
  1. zal overhevelen
  2. zult overhevelen
  3. zal overhevelen
  4. zullen overhevelen
  5. zullen overhevelen
  6. zullen overhevelen
o.v.t.t.
  1. zou overhevelen
  2. zou overhevelen
  3. zou overhevelen
  4. zouden overhevelen
  5. zouden overhevelen
  6. zouden overhevelen
en verder
  1. ben overgeheveld
  2. bent overgeheveld
  3. is overgeheveld
  4. zijn overgeheveld
  5. zijn overgeheveld
  6. zijn overgeheveld
diversen
  1. hevel over!
  2. hevelt over!
  3. overgeheveld
  4. overhevelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overhevelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
rack heugelstang; latwerk; pijnbank; rek; stellage; stelling
VerbRelated TranslationsOther Translations
rack overhevelen; overtappen aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen

Wiktionary Translations for overhevelen:

overhevelen
verb
  1. pay

Cross Translation:
FromToVia
overhevelen transfer transférertransporter, porter quelque chose d’un lieu à un autre, faire passer d’un lieu à un autre.