Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. rechtszaak:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rechtszaak from Dutch to English

rechtszaak:

rechtszaak [de ~] nomen

  1. de rechtszaak (rechtsgeding; proces; procedure; geding)
    the proceedings; the lawsuit; the legal suit; the case
    the trial
    – (law) the determination of a person's innocence or guilt by due process of law 1
    • trial [the ~] nomen
      • he had a fair trial and the jury found him guilty1
      • most of these complaints are settled before they go to trial1

Translation Matrix for rechtszaak:

NounRelated TranslationsOther Translations
case geding; procedure; proces; rechtsgeding; rechtszaak aangelegenheid; aanvraag; affaire; behuizing; casus; contract; doos; etui; foedraal; geval; issue; kist; kistje; koker; kokervormig doosje; krat; kratje; kwestie; la; lade; naamval; pennendoosje; pennenkoker; probleem; proefpersoon; punt; schuifla; schuiflade; taak; vraagstuk; zaak
lawsuit geding; procedure; proces; rechtsgeding; rechtszaak
legal suit geding; procedure; proces; rechtsgeding; rechtszaak
proceedings geding; procedure; proces; rechtsgeding; rechtszaak handelingen; procedure; procesvoering
trial geding; procedure; proces; rechtsgeding; rechtszaak aanvechting; bekoring; beproeving; berechting; ernstige toetsing; ondervraging; seductie; temptatie; verhoor; verhoring; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking
- proces

Related Words for "rechtszaak":

  • rechtszaken

Synonyms for "rechtszaak":


Related Definitions for "rechtszaak":

  1. bijeenkomst voor onderzoek naar iemands schuld2
    • de rechtszaak vond plaats achter gesloten deuren2

Wiktionary Translations for rechtszaak:

rechtszaak
noun
  1. een geschil dat twee of meer partijen hebben over hun rechten en dat zij aan de uitspraak van een rechter onderwerpen
rechtszaak
noun
  1. conduct of a lawsuit
  2. case where a court is needed to resolve differences
  3. legal proceeding
  4. law: cause in court