Dutch
Detailed Translations for zich from Dutch to English
zich:
Translation Matrix for zich:
Other | Related Translations | Other Translations |
herself | zich; zichzelf | |
himself | zich; zichzelf | |
oneself | zich; zichzelf |
Related Definitions for "zich":
Wiktionary Translations for zich:
zich
Cross Translation:
verb
-
present itself
-
to interfere in affairs
- meddle → zich; moeien; tussenkomen; bemoeien
-
act submissively
- kowtow → onderdanig; zijn; aanpassen; zich
-
bow deeply
-
kneel such that forehead touches ground
-
clothe
-
survive; to do well enough
-
to make a mistake in one’s lines
- fluff → verspreken; zich
-
be delighted
-
be an epitome
- epitomize → verenigen; zich; belichamen; in
-
establish financial position
-
put on clothes
- don → aantrekken; zich; uitdossen
-
chemistry: to undergo dissociation
-
to part, stop associating
-
to make unrelated
-
join conversation
- butt in → inmengen; zich; moeien; onderbreken
-
to settle
-
to perform one’s part
-
to clear one’s self
-
retreat from one's objective
- punt → zich; terugtrekken
-
misspeak; say something embarrassing or wrong
- put one's foot in one's mouth → zich; verspreken
-
ask a question
- query → zich; informeren
-
move back, move away
-
make a firm decision
-
to turn away
- wry → wegdraaien; zich; afkeren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zich | → himself; herself; itself; oneself | ↔ sich — Reflexivpronomen der dritten Person Singular |
• zich | → themselves | ↔ sich — Reflexivpronomen der dritten Person Plural |
• zich | → himself; herself; itself; oneself; themselves | ↔ se — pronom personnel de la troisième personne des deux genres et des deux nombres, utilisé comme complément d’objet d’un verbe transitif direct ou indirect. |
• zich | → usurp | ↔ usurper — S’emparer, par violence ou par ruse, d’un bien, d’une souveraineté, d’une dignité, etc. |
zich form of tot zich nemen:
tot zich nemen verb (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)
-
tot zich nemen (verorberen; consumeren; vreten; bunkeren; nuttigen; naar binnen werken; bikken; zitten proppen; schransen; tegoed doen; eten; opeten; schrokken)
-
tot zich nemen (nuttigen; eten; consumeren; gebruiken; opeten; verorberen; oppeuzelen)
to eat; to munch; to have dinner; to consume; grab a bite; to nibble; to dine; to have something to eat; to have a meal; to nybble-
grab a bite verb
Conjugations for tot zich nemen:
o.t.t.
- neem mij tot zich
- neemt je tot zich
- neemt zich tot zich
- nemen ons tot zich
- nemen ons tot zich
- nemen ons tot zich
o.v.t.
- me
- je
- zich
- ons
- je
- zich
v.t.t.
- ben mij tot zich genomen
- bent je tot zich genomen
- is zich tot zich genomen
- zijn ons tot zich genomen
- zijn je tot zich genomen
- zijn zich tot zich genomen
v.v.t.
- was mij tot zich genomen
- was je tot zich genomen
- was zich tot zich genomen
- waren ons tot zich genomen
- waren je tot zich genomen
- waren zich tot zich genomen
o.t.t.t.
- zal mij zich nemen
- zult je zich nemen
- zal zich zich nemen
- zullen ons zich nemen
- zullen je zich nemen
- zullen zich zich nemen
o.v.t.t.
- zou mij zich nemen
- zou je zich nemen
- zou zich zich nemen
- zouden ons zich nemen
- zouden je zich nemen
- zouden zich zich nemen
diversen
- neem je tot zich!
- neemt u tot zich!
- tot zich genomen
- tot zich nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tot zich nemen:
Wiktionary Translations for tot zich nemen:
tot zich nemen
verb
-
take in
-
drink