Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Search: aanhef

Dutch and English Search Results for: aanhef

Summary

Dutch to English: more detail...

aanhef:
- beginning of a letter; beginning
aanheffen:
- beginning; raising; striking up; starting
Wiktionary:
- aanhef → exordium
- aanheffen → strike up

Dutch

Detailed Translations for aanhef from Dutch to English

aanhef:

aanhef [de ~ (m)] nomen

de aanhef (titel; hoofd)
the beginning of a letter; the beginning
- beginning of a letter [the ~] nomen
- beginning [the ~] nomen

Translation Matrix for aanhef:

Noun	Related Translations	Other Translations
beginning	aanhef; hoofd; titel	aanheffen; aansnijden; aanvang; aanvangen; begin; beginne; beginnen; entameren; inzet; inzetten; opening; start
beginning of a letter	aanhef; hoofd; titel

Wiktionary Translations for aanhef:

aanhef

noun

begin (muziekstuk).
- aanhef → exordium

aanhef form of aanheffen:

aanheffen [znw.] nomen

aanheffen (inzetten)
the beginning; the raising; the striking up; the starting
- beginning [the ~] nomen
- raising [the ~] nomen
- striking up [the ~] nomen
- starting [the ~] nomen

Translation Matrix for aanheffen:

Noun	Related Translations	Other Translations
beginning	aanheffen; inzetten	aanhef; aansnijden; aanvang; aanvangen; begin; beginne; beginnen; entameren; hoofd; inzet; opening; start; titel
raising	aanheffen; inzetten	het omhoogheffen; kweken; omhoog werpen; opheffing; opwerpen; telen; verbouwen
starting	aanheffen; inzetten	aansnijden; aanvangen; afreis; afvaart; afvaren; beginnen; entameren; uitvaren; vertrek
striking up	aanheffen; inzetten

Wiktionary Translations for aanheffen:

aanheffen

verb

beginnen.
- aanheffen → strike up