Dutch

Detailed Translations for kastelein from Dutch to English

kastelein:

kastelein [de ~ (m)] nomen

  1. de kastelein (slotvoogd)
    the landlord; the gate keeper
  2. de kastelein (kroeghouder)
    the barkeeper; the innkeeper; the landlord; the publican
  3. de kastelein (herbergier; waard)
    the innkeeper; the landlord; the licensee; the landlady; the publican; the licensed victualler; the licencee
  4. de kastelein (caféhouder; kroegbaas; waard)
    the pub-keeper; the innkeeper; the shopkeeper

Translation Matrix for kastelein:

NounRelated TranslationsOther Translations
barkeeper kastelein; kroeghouder barkeeper; tapper
gate keeper kastelein; slotvoogd
innkeeper caféhouder; herbergier; kastelein; kroegbaas; kroeghouder; waard café-eigenaar; hotelbezitter; hotelhouder; hotelier; kroegbaas; logementhouder; waard
landlady herbergier; kastelein; waard hospes; hospita; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder; kamerverhuurster; verhuurder
landlord herbergier; kastelein; kroeghouder; slotvoogd; waard café-eigenaar; grondbezitter; grondeigenaar; hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder; kroegbaas; landbezitter; landeigenaar; landheer; pensionhouder; verhuurder; verpachter; waard
licencee herbergier; kastelein; waard licentiehouder; vergunninghouder
licensed victualler herbergier; kastelein; waard drankwinkelier; slijter
licensee herbergier; kastelein; waard licentiehouder; vergunninghouder
pub-keeper caféhouder; kastelein; kroegbaas; waard café-eigenaar; kroegbaas; waard
publican herbergier; kastelein; kroeghouder; waard tollenaar
shopkeeper caféhouder; kastelein; kroegbaas; waard

Related Words for "kastelein":

  • kasteleins

Wiktionary Translations for kastelein:

kastelein
noun
  1. owner or manager of a public house
  2. person who works in a bar