Summary
Dutch to English: more detail...
- smalend:
- smalen:
-
Wiktionary:
- smalend → pejorative, antipathetic
Dutch
Detailed Translations for smalend from Dutch to English
smalend:
-
smalend (minachtend; spottend; hooghartig; honend)
contemptuous; sneering; disdainful; contumelious; scornful; derisive-
contemptuous adj
-
sneering adj
-
disdainful adj
-
contumelious adj
-
scornful adj
-
derisive adj
-
-
smalend (honend; spottend; smadelijk; schamper; smadend)
Translation Matrix for smalend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sneering | aanfluiting; bespotting; gegrijns; gekanker; gescheld; geschimp; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
contemptuous | honend; hooghartig; minachtend; smalend; spottend | |
contumelious | honend; hooghartig; minachtend; smalend; spottend | |
derisive | honend; hooghartig; minachtend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend | |
disdainful | honend; hooghartig; minachtend; smalend; spottend | |
scornful | honend; hooghartig; minachtend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend | laag; verachtelijk |
sneering | honend; hooghartig; minachtend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend |
Wiktionary Translations for smalend:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smalend | → pejorative; antipathetic | ↔ péjoratif — (grammaire, fr) Qui donne un sens défavorable. |
smalend form of smalen:
-
smalen (smaden)
Conjugations for smalen:
o.t.t.
- smaal
- smaalt
- smaalt
- smalen
- smalen
- smalen
o.v.t.
- smaalde
- smaalde
- smaalde
- smaalden
- smaalden
- smaalden
v.t.t.
- heb gesmaald
- hebt gesmaald
- heeft gesmaald
- hebben gesmaald
- hebben gesmaald
- hebben gesmaald
v.v.t.
- had gesmaald
- had gesmaald
- had gesmaald
- hadden gesmaald
- hadden gesmaald
- hadden gesmaald
o.t.t.t.
- zal smalen
- zult smalen
- zal smalen
- zullen smalen
- zullen smalen
- zullen smalen
o.v.t.t.
- zou smalen
- zou smalen
- zou smalen
- zouden smalen
- zouden smalen
- zouden smalen
en verder
- ben gesmaald
- bent gesmaald
- is gesmaald
- zijn gesmaald
- zijn gesmaald
- zijn gesmaald
diversen
- smaal!
- smaalt!
- gesmaald
- smalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for smalen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
abuse | misbruik; oneigenlijk gebruik; overdadig gebruik; verguizing | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abuse | smaden; smalen | afgeven op; beschimpen; honen; misbruiken; schelden op; uitschelden; verguizen |
insult | smaden; smalen | pijn bezorgen; pijn doen; verwonden; zeer doen |
revile | smaden; smalen | beschimpen; honen; schelden op; verguizen |