Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. hinderpaal:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for hinderpaal from Dutch to English

hinderpaal:

hinderpaal [de ~ (m)] nomen

  1. de hinderpaal (hindernis)
    the obstacle; the barrier; the hindrance; the impediment; the stumbling block; the bar

Translation Matrix for hinderpaal:

NounRelated TranslationsOther Translations
bar hindernis; hinderpaal bar; baton; buffet; café; coffeeshop; drankbuffet; dwarsbalk; dwarshout; gelagkamer; kroeg; kruishout; lokaliteit; pastille; plak; reep; reep chocolade; ritshout; roadblock; spijl; spon; staaf; staf; stang; stijl; stok; tablet; tap; tapkast; tapperij; taveerne; toog; tralie; versperring
barrier hindernis; hinderpaal afgrendeling; afsluitboom; afsluiting; belemmering; beletsel; dichtmaken; het afsluiten; hindernis; klip; obstakel; roadblock; slagboom; sluitboom; sluiting; versperring
hindrance hindernis; hinderpaal belemmering; beletsel; bemoeilijking; hinder; hindernis; klip; last; moeite; obstakel; obstructie; overlast; sabotage; soesa; struikelblok; tegenwerking; verhinderd zijn; verhindering
impediment hindernis; hinderpaal afwijking; belemmering; beletsel; bemoeilijking; breidel; gebrek; handicap; hinder; hindernis; klip; last; moeite; obstakel; obstructie; overlast; soesa; verhinderd zijn; verhindering
obstacle hindernis; hinderpaal belemmering; beletsel; bemoeilijking; bobbel; hinder; hindernis; hobbel; klip; obstakel; obstructie; oneffenheid; ongelijkheid; overlast; struikelblok; verhinderd zijn; verhindering; verstopping in het lichaam
stumbling block hindernis; hinderpaal struikelblok
VerbRelated TranslationsOther Translations
bar afgrendelen; afschermen; barricaderen; traliën; versperren

Related Words for "hinderpaal":

  • hinderpalen

Wiktionary Translations for hinderpaal:

hinderpaal
noun
  1. someone or something that is annoying or frustrating

Cross Translation:
FromToVia
hinderpaal annoyance; bother; encumbrance; impediment; inconvenience; drawback inconvénient — Ce qui survenir de fâcheux dans une affaire, ce qui résulter de fâcheux d’un parti qu’on prend.